Chapitre 1 1 HV A & B & C

Chapitre 1 1 HV A & B & C

Camping Le Lac Bleu
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Chapitre 1 1 HV A & B & C

Camping Le Lac Bleu

Slide 1 - Tekstslide

BONJOUR, Chapitre 1 1HV A, B & C 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 2 - Tekstslide

Présence
Tout le monde est présent?
Présente-toi!

Bonjour/Salut
Je m'appelle ...
J'ai onze/douze/treize ans.
J'habite à ...


Slide 3 - Tekstslide

Programme
  • Tu te souviens?



Doelen van vandaag:
Les objectifs d'aujourd'hui:
  • herhalen A t/m C chapitre 1
  • écouter: ik kan een   kennismakingsgesprek begrijpen
  • parler: ik kan kennismaken in het Frans
  • lire: ik kan een kort verhaaltje over     familie lezen
  • p. 22 - 31 

Slide 4 - Tekstslide

timer
2:00
Welke Frans woorden
ken je nog/al?

Slide 5 - Woordweb

Chapitre 1

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Écouter 





Partie A
Exercices 4 - 8 

Slide 8 - Tekstslide

Dessiner
Dessine un chat / chien / poisson
ou un autre animal.
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

A1: Bonjour
A2: Ça va?
A3:Comment tu t'appelles?
A4: Tu habites où?
A5: Tu as quel âge?
A6: C'est quoi?
A7: Au revoir
B1: Salut
B2: Ça va bien!
B3: Je m'appelle ...
B4: J'habite à ...
B5: J'ai ... ans.
B6: C'est un ...
B7: A plus!

Slide 10 - Tekstslide

Au travail !
Quoi?
Faire exercices 4 t/m 14, Partie A, B et C
en ligne?
Avec qui?
Seul, mais vous 
pouvez aider les 
autres.
Besoin d'aide?
Lève la main
Temps?
Jusqu'à la fin du cours
Pourquoi?
Comprendre un dialogue de connaissance.
Comprendre un texte de famille. 
Fini?
Apprendre: Vocabulaire A, B et Phrases C à page 52 & 54

timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Les devoirs
Faire: exercices 4 - 14 Partie A, B et C aux pages 22 - 31
ou en ligne
Apprendre: vocabulaire A, B et phrases C aux pages 52 & 54

Slide 14 - Tekstslide

je suis
on joue
la piscine
tu parles
het zwembad
ik ben
we spelen
jij spreekt

Slide 15 - Sleepvraag

J' habite à Rotterdam
A
Ik ga naar Rotterdam
B
Hij woont in Rotterdam
C
Ik ben in Rotterdam
D
Ik woon in Rotterdam

Slide 16 - Quizvraag

Comment tu t' appelles?
A
Hoe heet hij?
B
Hoe heet zij?
C
Hoe heet jij?
D
Hoe eet jij?

Slide 17 - Quizvraag

een beetje
voor
klein
goed
petit(e)
un peu
pour
bien

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is dat

Slide 19 - Open vraag

Ik heet Roos

Slide 20 - Open vraag

Waar woon jij?

Slide 21 - Open vraag

Wat is dat?

Slide 22 - Open vraag

Het gaat goed en met jou?

Slide 23 - Open vraag

Quels sont les
jours de la semaine ?

Slide 24 - Woordweb

Les jours
lundi                                    vendredi
mardi                                   samedi   
mercredi                           dimanche
jeudi                                                       


Slide 25 - Tekstslide