HAVO-5 uitwerken Titraties

8.4 UitwerkenTitraties
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

8.4 UitwerkenTitraties

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
Uitwerken titratie van azijnzuur in azijn m.b.v. natronloog

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 3 - Tekstslide

titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen

Slide 4 - Tekstslide

Titratie
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuurbase reacties.

  • Erlenmeyer met oplossing met onbekende concentratie.
  • Buret met oplossing met bekende concentratie.
  • Bij volledige reactie is er kleuromslag door indicator.
  • Met berekening wordt onbekende concentratie bepaald.

Slide 5 - Tekstslide

Omslagpunt (equivalentiepunt)
  • Op school meestal bepaald door kleuromslag van indicator.
  • In bedrijven meestal met pH-meter (nauwkeuriger).
  • In titratiecurve is het omslagpunt nauwkeurig af te lezen.

Slide 6 - Tekstslide


Welke indicator is zeker niet geschikt, kijkend naar deze titratiecurve?
A
methylrood
B
broomthymolblauw
C
dimethylgeel
D
fenolftalein

Slide 7 - Quizvraag

Titratie berekeningen (stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking.
  2. Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter * molariteit)
  3. Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
  4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld berekening
De onbekende hoeveelheid oxaalzuur wordt opgelost in 100,0 mL demiwater. Hiervan wordt 25,00 mL gepipetteerd in een erlenmeyer en wordt getitreerd met 0,012 M natronloog. Tot kleuromslag is 12,35 mL natronloog toegevoegd. 
Bereken het aantal mg oxaalzuur dat is opgelost in 100,0 mL.
 De reactie die optreedt tijdens titreren: H2C2O4 + 2 OH- -> C2O42- + 2 H2O


Slide 9 - Tekstslide

Uitwerking
  • 0,01235 L * 0,012 mol/L = 1,48*10-4 mol NaOH = 1,48*10-4 mol OH- toegevoegd.
  • Molverhouding 1:2, dus 1,48*10-4 / 2 = 7,41*10-5 mol H2C2O4 (oxaalzuur) gereageerd.
  • Dit zat in 25,00 mL. In oorspronkelijke 100,0 mL zat *4 = 2,96*10-4 mol oxaalzuur.
  • 2,96*10-4 mol * 90,036 g/mol = 0,027 g oxaalzuur = 27 mg.

Slide 10 - Tekstslide

Over naar de titratie van azijn met natronloog. 
Doel: bepalen of de azijn voldoet aan de Warenwet.
De warenwet schrijft voor dat er  minimaal

Slide 11 - Tekstslide

plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid azijnzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
azijnzuur oplossing
natronloog
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit

Slide 12 - Sleepvraag

Fenolrood kan worden gebruikt als pH indicator. Wat wordt de kleur van de oplossing als azijnzuur precies volledig met natronloog heeft gereageerd?
A
geel
B
groen
C
rood
D
oranje

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg
Fenolrood heeft een omslagtraject van pH 6.6-8.0. Het is geel bij pH onder de 6,6 (zuur). 
Als al het zuur weg is gereageerd, dan is de oplossing "niet meer zuur" geworden (pH > 7) en is de kleur oranje. 
Als de oplossing basisch wordt (hoge pH), dan wordt deze rood.

Slide 14 - Tekstslide

Jij hebt de indicator fenolftaleine gebruikt. Welke kleurverandering heb je waargenomen tijdens de titratie?
A
van rose naar kleurloos
B
van kleurloos naar rose

Slide 15 - Quizvraag

In de buret zat 0,117 M natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
natriumhydroxide

Slide 16 - Quizvraag

natronloog
Natronloog is de oplossing van NaOH in water en 
dat moet je zo opschrijven: Na+ + OH-

Slide 17 - Tekstslide

De toegedruppelde natronloog reageert met de azijnzuur uit de erlenmeijer. Geef de reactievergelijking die optreedt.

Slide 18 - Open vraag

Toelichting
Als azijnzuur (notatie: CH3COOH want zwak zuur) met natronloog reageert, reageert een zuur met een base, dus CH3COOH reageert met OH-
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O

Slide 19 - Tekstslide

Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12,53 mL van de 0,117 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH⁻ heeft gereageerd?
mol
0,117
...
L
1
...
A
0,117 x 12,53 = 1,47 mol
B
0,117 x 0,01253 = 1,47 mmol
C
0,117 / 12,53 = 9,34 mmol
D
0,117 / 0,01253 = 9,34 mol

Slide 20 - Quizvraag

Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:



x = 0,117 x 0,01253 = 1,47 *10-3 mol = 1,47 mmol
mol
0,117
x
L
1
0,01253

Slide 21 - Tekstslide

Er zat 10,00 mL azijnzuuroplossing (CH3COOH) in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol OH- gereageerd.
Hoeveel mol azijnzuur heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 1,47 mol
B
1:1 dus ook 1,47 mmol
C
3:1 dus 0,49 mmol
D
1:3 dus 4,41 mmol

Slide 22 - Quizvraag

Toelichting: gebruik de reactievergelijking
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O
1            :             1           :           1        :        1

Er heeft 1,47 mmol OH- gereageerd, dus er heeft 
ook 1,47 mmol azijnzuur (CH3COOH) gereageerd (want 1:1) 

Slide 23 - Tekstslide

Er zat 10,00 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur in de azijn?
mol
1,47*10-3
...
L
...
...
A
1,47 x 10 = 14,7 M
B
1,47 / 10 = 0,147 M
C
1,47 x 0,010 = 0,0147 M
D
1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 M

Slide 24 - Quizvraag

Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:


x = 1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 mol/L
mol
1,47*10-3
x
L
0,010
1

Slide 25 - Tekstslide

De azijn die je getitreerd hebt, was (vooraf) 10x verdund. Dat betekent:

A
1 deel azijn en 10 delen water
B
de azijn 10x mengen met water
C
de concentratie is 10x groter gemaakt
D
1 deel azijn en 9 delen water

Slide 26 - Quizvraag

De concentratie van de 10x verdunde azijn was 0,147 mol/L. Hoeveel gram azijnzuur zit er in 1 L onverdunde azijn?
A
0,147 x 10 x 60,05 =88 gram
B
0,147 / 10 / 60,05 = 2,45 . 10⁻⁴ gram
C
(0,147 x 10) / 60,05 = 0,0245 gram
D
(0,147 / 10) x 60,05 = 0,88 gram

Slide 27 - Quizvraag

De warenwet schrijft voor dat er minimaal 4 gram azijnzuur per 100 mL aanwezig moet zijn.
Voldoet de azijn aan de warenwet?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 28 - Quizvraag

Leerdoelen: gelukt?
  • Je leert hoe een zuurbase titratie werkt;
  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 29 - Tekstslide

Oefenen
Maak de opdrachten op het werkblad:
"HAVO-5 Zuur-base Titratie-opgaven"

Slide 30 - Tekstslide