PA1 capítulo 3: Mi casa es tu casa

¡Feliz año nuevo!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

¡Feliz año nuevo!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

06 de enero 2021
Hola, Buenos días
Hoy es: lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan de clase

  • Wat gaan we deze 2 (?) weken online doen? 
  • Capítulo 3: Mi casa es tu casa. 
      - Leerdoelen 
      - Introducción
  • Deberes

Slide 3 - Tekstslide

Les in twee delen 
Capítulo 3

Mi casa es tu casa

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



  • vertellen over je familie
  • Je eigen huis beschrijven

Woordenschat:
  • familieleden
  • huis
  • getallen en kleuren




  • vormen van het bijvoeglijk naamwoord
  • vervoeging van het ww TENER 
Leerdoelen
Grammatica:

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jullie kunnen al
De vervoeging van de regelmatige werkwoorden
De vervoegingen van de onregelmatige werkwoorden SER en ESTAR
De getallen t/m 20
Jezelf voorstellen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Repaso (=herhaling)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Spaanse persoonlijke
voornaamwoorden

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans:
HIJ
A
el
B
él
C
ella
D

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij (meervoud)
A
Ella
B
Ellos
C
Ellas
D
Él

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans:
JULLIE
A
Nosotros
B
Nosotras
C
Vosotras
D
Vosotros

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe vertaal je 'zij' in het Spaans als het gaat om een groep vrouwen?
A
ellos
B
ellas
C
vosotros
D
vosotras

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hoeveelste persoonlijke voornaamwoord gebruik je voor het woord:
el supermercado
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het hoeveelste persoonlijke voornaamwoord gebruik je voor:
Los chicos
A
3e
B
2e
C
5e
D
6e

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Spaanse werkwoorden

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Welke werkwoorden zijn regelmatig of onregelmatig? Sleep de werkwoorden naar de juiste kolom.
Regelmatig
Onregelmatig
trabajar
escribir
ser
estar
comer
vender
leer

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

- AR werkwoorden
yo bail
tú bail
él/ella/usted bail
Nosotros/nosotras bail
vosotros/as bail
ellos/ellas/ustedes bail
-O
-AS
-A
-AMOS
-ÁIS
-AN

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deberes           Huiswerk

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) Aprender:
- vocabulario 3.1 t/m “los primos”

2) Hacer:
- ejercicio 1-2-3a af!

Maak een foto en lever in bij bronnen > capítulo 3 > inleveren > kies je klas > HW SP: ejercicio 1-2-3a


Los deberes para la próxima clase

(het huiswerk voor de volgende les...)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

07 de enero 2021
Hola, Buenos días
Hoy es: lunes
martes
miércoles
jueves
viernes
sábado
domingo

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plan de clase

  • Repasar (herhalen)
  • Capítulo 3: Mi casa es tu casa. 
       - Bron A
  • Deberes

Slide 22 - Tekstslide

Les in twee delen 
                                       Ser
Yo                                   soy                                    (ik ben)
Tú                                    eres                                   (jij ...... )
Él-Ella- usted                es                                      (hij- zij - U..........)
Nosotros/as                   somos                              (wij..........)
Vosotros                         sois                                   (jullie...........)
Ellos - Ellas - Ustedes  son.                                  (Zij-meervoud)
¡Hola! yo __________(ser) Francis. 
Él ___________ (ser) español. 
Ana y Carlos _______________(ser) amigos. 
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

uitgangen -ar

Slide 24 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de -ER werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un libro en el salón.
1. Tú.............paella.
2. Pedro.............en la cocina.
5. Nosotros..................un café y un refresco.
4. Carlos y tú............holandés.
6. Juan y María .......................francés.
leo
comes
come
aprendéis
bebemos
aprenden

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

La familia

Slide 26 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Fuente A: Esta es la familia de Pepe

Libro de texto > página 85 > escuchamos y leemos


Libro de texto > página 27 > escuchamos y leemos

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los deberes
Hacer (maken): WB ejercicio 3 y 4, página 63/64

Aprender (leren): vocabulario 3.1    Sp-NL

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de -IR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un correo electrónico.
1. Tú.............la puerta.
2. Pedro.............en Barcelona.
5. Nosotros..................en Helmond.
4. Carlos y tú............en el salón.
6. Juan y María......un Whatsapp a sus amigos.
escribo
abres
vive
discutís
vivimos
escriben

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Weet je de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
timer
2:00
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen
Tekst

Slide 32 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verbo Tener 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tener, tú

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Er zit één fout in deze afbeelding. Weet jij welke?

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verschil tussen SER en ESTAR

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 

timer
1:00
Amy y Sam _____ (Ser) mis alumnas.
Charissa y yo______(Ser) amigas.
Tú________ (Ser-tú) una persona unica.
Yo _______ (Ser) holandés y vivo en Huizen.
Emmy y tú _____(Ser-vosotros) en holandesas.
sois / son
somos
eres
soy
sois / son

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

estar, él

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ser/Estar:
¿..............(vosotros) en casa de Miguel?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Kies hay, ser of estar:
Mis padres __________ en Rotterdam.

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies hay, ser of estar:
Brenda y yo ___________ amigas.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Match de bijvoeglijke naamwoorden met de juiste vertaling. 
Tímido/a
gordo/a
Joven
pequeño/a
Rubio/a
Verlegen
Dik
Jong
Klein
blond

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijke naamwoorden
  1. alto/a
  2. bajo/a
  3. atractivo/a
  4. jóven
  5. mayor
  6. feo/a
  7. guapo/a
  8. grande
  9. pequeño/a
  10. gordo/a
  11. tímido/a
  12. rubio/a
  13. moreno/a

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is juist?

A
Tengo los ojos azul
B
Tengo los ojos azules
C
Tengo azules ojos
D
Tengo los azules ojos

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo eres tú?

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
2:00
Antwoorden
Es holandesa, es guapa, tiene 16 años, vive en Arnhem, tiene el pelo largo y rubio, tiene ojos azules, lleva gafas, lleva una chaqueta negra.
La familie

Slide 47 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies