Les verbes et chapitre 6

Bienvenue
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

HERHALING REGELMATIGE WERKWOORDEN
werkwoorden op - er
werkwoorden op  -re
werkwoorden op  -ir
présent,  passé composé  en imparfait

Slide 3 - Tekstslide

De werkwoorden op -er

Slide 4 - Tekstslide

Regelmatige ww op -er
Veel werkwoorden in het Frans eindigen op -er
Bijvoorbeeld:
  • parler (praten)
  • entrer (binnengaan)
  • danser (dansen)
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op -er

Slide 5 - Tekstslide

De stam
De stam maak je door -er van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
entrer --> entr-
écouter --> écout-

Slide 6 - Tekstslide

PRÉSENT
parler
Stam opzoeken    PARL-
je parl
tu parles
il parle
nous parlons
vous parlez 
ils parlent

Slide 7 - Tekstslide

Passé compose ww op -er
parler - er    parl +  é
J'ai parlé
tu as parlé
il a parlé 
etc.

Slide 8 - Tekstslide

LET OP: 
werkwoorden die hebben te maken met gaan en komen worden in de passé composé met être vervoegd.

Slide 9 - Tekstslide

Bij deze werkwoorden gebruik je être als hulpww van de passé composé!

Vaak ww die richting aangeven!

Slide 10 - Tekstslide

Imparfait ww op -er
Nous vorm van de tegenwoordige tijd dus nous PARLONS. -  ons
parl + ais   ais  ait  ions  iez  aient
je parlais  tu parlais  il parlait
nous parlions vous parliez    ils parlaient

Slide 11 - Tekstslide

De werkwoorden op -re

Slide 12 - Tekstslide

Regelmatige ww op -re
Veel werkwoorden in het Frans eindigen op -re
Bijvoorbeeld:
  • attendre (wachten)
  • descendre (naar beneden gaan, uitstappen)
  • entendre (horen)
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op -re. 

Slide 13 - Tekstslide

De stam
De stam maak je door -RE van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
perdre --> perd-
rendre --> rend-

Slide 14 - Tekstslide

rendre - re  = rend

je rends
tu rends
il rend
nous rendons
vous rendez
ils rendent

Slide 15 - Tekstslide

Passé composé ww op -re
Rendre   stam   rend + u
J'ai rendu
tu as rendu
il a rendu 
etc.

Slide 16 - Tekstslide

Imparfait ww op -re
Nous -vorm van de tegenwoordige tijd dus nous rendons - ons
je rendais, tu rendais, il rendait
nous rendions, vous rendiez, ils rendaient

Slide 17 - Tekstslide

De werkwoorden op -ir

Slide 18 - Tekstslide

De stam
De stam maak je door -IR van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
choisir --> chois-
finir --> fin-

Slide 19 - Tekstslide

PRÉSENT  finir - ir   stam is   fin

je finis
tu finis
il finit
nous finissons
vous finissez
ils finissent

Slide 20 - Tekstslide

Passé composé ww op -ir
finir   stam   fin+ i
J'ai fini
tu as fini
il a fini
etc.

Slide 21 - Tekstslide

Imparfait ww op -ir
Nous -vorm van de tegenwoordige tijd dus nous finissons - ons = finiss
je finissais, tu finissais, il  finissait
nous finissions, vous finissiez, ils finissaient

Slide 22 - Tekstslide

Geef de passé composé van
vous (rendre)
A
avez rendé
B
avons rendi
C
a rendu
D
avez rendu

Slide 23 - Quizvraag

Geef de passé composé van
les élèves (entendre)
A
avons entendé
B
avez entendé
C
ont entendu
D
a entendu

Slide 24 - Quizvraag

Geef de Passé composé van Ils (réussir)

Slide 25 - Open vraag

Présent werkwoord 'finir: Roos et Floor ...... ?

Slide 26 - Open vraag

Présent werkwoord 'perdre': nous .....?

Slide 27 - Open vraag

Kies de juiste zin.
ww = DESCENDRE
A
Vous descendiez du bus.
B
Vous descends du bus.
C
Vous descendaient du bus.
D
Vous descendent du bus.

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste zin.
ww = ENTENDRE
A
Ils ont entendé le football.
B
Ils ont entendons le football.
C
Ils avez entendu le football.
D
Ils ont entendu le football.

Slide 29 - Quizvraag

Kies de juiste zin.
ww = manger
A
Nous avons mangu.
B
Nous sommes mangés
C
Nous avons mangi
D
Nous avons mangé

Slide 30 - Quizvraag

Imparfait van
Chloé et Pierre (avoir)

Slide 31 - Open vraag

Werkwoorden op être en avoir
De rijtjes présent kennen jullie wel.
être: Passé composé : j'ai été, tu as été  etc.
Imparfait: j'étais   tu étais    etc
avoir : Passé composé: j'ai eu, tu as eu etc.
Imparfait: j'avais, tu avais etc.

Slide 32 - Tekstslide

LET OP : Volgende week woensdag

Toets : regelmatige werkwoorden op -er, -re, -ir + avoir en être
présent, passé composé en imparfait

Slide 33 - Tekstslide