Schrijf bij de onderstaande zinnen
eerst op welke vorm je moet invullen en dan hoe je het ww spelt. (Je hoeft de zin niet over te schrijven)
Voorbeeld:
Gisteren pvvt lachten (lachen) wij bij de inhuldiging.
1.Gisteren ….. …...... (missen) wij de trein.
2.….. …........... (juichen) springen de ...... ......... (verwennen) kleuters in de ballenbak.
3....... ........... (vinden) je die bonbons nu nog steeds zo lekker?
4.Vandaag ...... ............. (worden) werkwoordspelling ....... ............. (herhalen).