gedifferentieerde les werkwoordspelling B1

Welkom B1D

De computer blijft in de tas.


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom B1D

De computer blijft in de tas.


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen? ...................

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag


werkwoordspelling en fictie
  1. instapopdracht Test je kennis van werkwoordspelling
  2. extra uitleg en oefenen klassikaal of zelfstandig werken (ook Diataal)
  3. blooket
  4. lezen in je boek
  5. maak profiel van de hoofdpersoon: uiterlijk, karakter, leefomstandigheden, etc.

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen 

1. Je kent de verschillende vormen van de werkwoorden en de spelregels en je kunt deze toepassen.
2. Je weet hoe je een profiel van de hoofdpersoon van je boek kunt maken.


Slide 4 - Tekstslide

Test
Schrijf bij de onderstaande zinnen eerst op welke vorm je moet invullen en dan hoe je het ww spelt. (Je hoeft de zin niet over te schrijven)
Voorbeeld:
Gisteren pvvt   lachten   (lachen) wij bij de inhuldiging. 
                 
 
1.Gisteren …..      …...... (missen) wij de trein.
2.…..       …........... (juichen) springen de ......     .........  (verwennen) kleuters in de ballenbak.
3.......       ........... (vinden) je die bonbons nu nog steeds zo lekker?
4.Vandaag ......      ............. (worden) werkwoordspelling .......       ............. (herhalen).





Slide 5 - Tekstslide

antwoorden
pvvt   misten
td       juichend,  bn  verwende
pvtt   Vind 
pvtt   wordt,     vd    herhaald

Kijk je werk na. Je kunt maximaal 12 fouten hebben.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe verder
Log in bij deze Lesson Up les en doe mee met mijn uitleg.

Slide 7 - Tekstslide

werkwoordsvormen

Om de ww juist te spellen, moet je eerst weten welke vorm van het ww gebruikt wordt. Als je dat weet, weet je namelijk welke regel je moet toepassen en dan spel je het ww goed.

Slide 8 - Tekstslide

Welke werkwoordsvormen moet je kennen?

Slide 9 - Open vraag

Deze werkwoordsvormen moet je kennen:
PV tt 
PV vt 
VD 
TD (tegenwoordig deelwoord)
INF (infinitief= hele werkwoord)
BN (bijvoeglijk naamwoord) 
Maar hoe herken je die vormen dan?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe herken je de pv?

Slide 11 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Om het VD te herkennen gebruik je het volgende trucje: 
Ik ben/word/heb …....  de ww vorm die je daar invult, is altijd een VD. 
Bijvoorbeeld:
Ik ben door een mug gestoken.
Ik word ziek gemeld.
Ik heb snel gefietst.

Slide 12 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Geeft antwoord op de vraag hoe iemand iets doet.
Is het hele ww + d.
bijvoorbeeld: zingend, dansend, etend.
Sabbelend op zijn speentje valt de baby in slaap.

Slide 13 - Tekstslide

infinitief (inf)
Het infinitief is het hele werkwoord als het geen pv is.
Bijvoorbeeld: Wij gaan zo eten.
Maar hier niet:
Wij eten zo.

Slide 14 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
BN zegt altijd iets over een ZN (zelfstandig naamwoord), je kunt het vervangen door ‘oude’. 




Slide 15 - Tekstslide

werkwoordsvormen quiz


Bekijk de zinnen en kies steeds de juiste vorm van het (werkwoord dat tussen haakjes staat):

Slide 16 - Tekstslide

Met onze ogen (kunnen) we veel kleuren waarnemen.
A
pv tt
B
Inf
C
vd
D
pv vt

Slide 17 - Quizvraag

Met onze ogen kunnen we veel kleuren (waarnemen).
A
pv tt
B
inf
C
vd
D
pv vt

Slide 18 - Quizvraag

's Avonds heeft Job zijn huiswerk (gemaakt).
A
pv tt
B
inf
C
vd
D
bn

Slide 19 - Quizvraag

Wil je mij de (gemaakte) kosten laten weten?
A
pv tt
B
pv vt
C
bn
D
vd

Slide 20 - Quizvraag

(Spinnend) ging de kat op de vensterbank zitten.
A
inf
B
pv vt
C
bn
D
td

Slide 21 - Quizvraag

werkwoordsvormen en spelregels
Als je de vormen herkent, weet je welke regel je moet toepassen. De spelregels moet je uit je hoofd leren en kunnen toepassen.

PV TT: vervang het ww door ‘lopen’, je hoort of er een 't’ bij komt.
PV VT én VD: 't ex kofschip.
TD: hele ww + een 'd’.
INF: het hele ww.
BN: schrijf het zo kort mogelijk.         




Slide 22 - Tekstslide

in PV TT
Als je/jij achter de persoonsvorm staat, dan schrijf je de ik-vorm:

Word je/jij morgen opgehaald?
Wordt je moeder morgen opgehaald?

Als je twijfelt, vervang het werkwoord dan door lopen.
Loop je/jij morgen ........................
Loopt je moeder morgen ....................

Slide 23 - Tekstslide

't exkofschip


Neem het hele ww, haal aan het eind -en er af, eindigt het dan op een medeklinker uit ’t ex kofschip (dus een t, een x, een k, een f, een s, ch of een p) dan komt er een t (bij het VD) of te(n) bij de PV VT. 
Zo niet: krijg je een d aan het eind (VD) of de(n) bij de PV VT. 

Slide 24 - Tekstslide

werkwoordsvormen en spelregels

Dan gaan we nu de werkwoordsvormen en spelregels oefenen.

Bekijk de zinnen en kies steeds de vorm en de juiste spelling van het werkwoord dat tussen haakjes staat:

Slide 25 - Tekstslide


Michael [branden] zijn vingers gisteren aan het gourmetstel.
A
pv vt brande
B
pv vt brandde
C
pv vt brandden
D
pv vt branden

Slide 26 - Quizvraag


Maar iedereen heeft weleens [falen].
A
vd gefaald
B
vd gefaalt
C
vd gefalen
D
pv tt gefaalt

Slide 27 - Quizvraag


[vinden] je deze les ook zo leuk?
A
pv tt vindt
B
pv tt vind

Slide 28 - Quizvraag


Maar [vinden] je broer deze les ook leuk?
A
pv tt vind
B
pv tt vindt

Slide 29 - Quizvraag

Vorige week heeft hij de [vinden] foto's weggelegd.
A
vd gevonden
B
bn gevonde
C
bn gevondden
D
bn gevonden

Slide 30 - Quizvraag

De [vergroten] foto's heb ik gisteren ingelijst.
A
bn vergrote
B
inf vergroten
C
bn vergrootte
D
bn vergrootten

Slide 31 - Quizvraag

De [redden] jongen was heel erg bang geweest.
A
bn gerede
B
vd geredden
C
bn geredde

Slide 32 - Quizvraag

Maak een goede zin met het werkwoord: "belooft"

Slide 33 - Open vraag

Blooket (10 minuten)

Spelen met werkwoordspelling. Ben jij er klaar voor?



In de volgende les ga je nog een keer zelfstandig oefenen met het herkennen van de vormen en het toepassen van de spelregels.

Slide 34 - Tekstslide

Stil lezen......
......en dan is het stil!

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Maak een profiel van de hoofdpersoon.

1. Je moet hiervoor voldoende in het boek gelezen hebben. Anders eerst verder met lezen.
2. Kies of je het Word document invult of maak een ontwerp op bijvoorbeeld Canva.
3. Het profiel van de hoofdpersoon lever je uitgeprint in tegelijk met de schrijfso fictie op dinsdag 13 mei.

Doel van deze opdracht:
Jij leert de hoofdpersoon beter kennen waardoor je beter voorbereid bent op de schrijfso.
En 
ook mevrouw Meijer leert de hoofdpersoon beter kennen.........

Slide 37 - Tekstslide

Zijn voor jou de lesdoelen behaald?


1. Je kent de verschillende vormen van de werkwoorden en de spelregels en je kunt deze toepassen.
2.  Je weet hoe je een profiel van de hoofdpersoon van je boek kunt maken.
 

Slide 38 - Tekstslide

Hoe ging deze les?

Wat heb je geleerd vandaag?

Wat vond je leuk aan deze les? 

Heeft iemand vragen?

Slide 39 - Tekstslide

Volgende les


  • Morgen zijn er nog een aantal poëziepresentaties.
  • Jullie gaan verder met werkwoordspelling en/of Diataal.

  • Schrijf in je Plenda:
  • Dinsdag 8 april: Neem je leesboek en Talent boek B mee.


Slide 40 - Tekstslide