Dictee B5W2L1

Opfrissen
B5W2L1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opfrissen
B5W2L1

Slide 1 - Tekstslide

Welke categorie?
De miljonair gaf elk bedrag aan goede doelen.
Binnenkort is er een culinair festival.
De over gaat te familiair om met zijn gasten.
Dat meisje gedraagt zich behoorlijk elitair.

Slide 2 - Tekstslide

Welke categorie zat in alle dik- en schuingedrukte woorden verstopt?
A
Kilowoord
B
Chefwoord
C
Colawoord
D
Millitairwoord

Slide 3 - Quizvraag

Welke categorie?
De leeuweriken zingen hun lied.
Beantwoorden de slimmeriken alle vragen?
Op de crèche spelen de dreumesen met de trein.
Eet jij wel eens perziken uit blik?

Slide 4 - Tekstslide

Welke categorie zat in alle dik- en schuingedrukte woorden?
A
Sneeuwwoord
B
Onbeklemtoond meervoud
C
Kilowoord
D
Eer-oor-eur woord

Slide 5 - Quizvraag

Jullie sjezen.

In welke tijd staat deze zin?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 6 - Quizvraag

Jullie sjezen.

Zet deze zin in de verleden tijd.

Slide 7 - Open vraag

Jullie sjezen.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon meervoud

Slide 8 - Quizvraag

Jij hebt verbreed.

In welke tijd staat deze zin?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 9 - Quizvraag

Jij hebt verbreedt.

Zet deze zin in de tegenwoordige tijd.

Slide 10 - Open vraag

Jij hebt verbreed.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud

Slide 11 - Quizvraag

Bereidde hij zich voor?

In welke tijd staat deze zin?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 12 - Quizvraag

Bereidde hij zich voor?

Zet de zin in de tegenwoordige tijd.

Slide 13 - Open vraag

Bereidde hij zich voor?

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud

Slide 14 - Quizvraag

Ik ontbijt.

In welke tijd staat deze zin?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 15 - Quizvraag

Ik ontbijt.

Zet de zin in de verleden tijd.

Slide 16 - Open vraag

Ik ontbijt.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud

Slide 17 - Quizvraag

Afname dictee
B5W2L1

Slide 18 - Tekstslide

Woord 1

Slide 19 - Open vraag

Woord 2

Slide 20 - Open vraag

Woord 3

Slide 21 - Open vraag

Zin 1

Slide 22 - Open vraag

Zin 2

Slide 23 - Open vraag

Er staan thuis drie biografieën in onze hoge boekenkast.

Noem het telwoord.

Slide 24 - Open vraag

Er staan thuis drie biografieën in onze hoge boekenkast.

Noem het bezittelijk voornaamwoord.

Slide 25 - Open vraag

Er werd een recordaantal van Sara's boek verkocht, nadat het voor de eerste keer was vertaald.

Noem het voegwoord.

Slide 26 - Open vraag

Er werd een recordaantal van Sara's boek verkocht, nadat het voor de eerste keer was vertaald.

Wat voor soort woord is het woord 'eerste'?
A
Telwoord
B
Rangtelwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Quizvraag

Er werd een recordaantal van Sara's boek verkocht, nadat het voor de eerste keer was vertaald.

Noem de hulpwerkwoorden.

Slide 28 - Open vraag

Er werd een recordaantal van Sara's boek verkocht, nadat het voor de eerste keer was vertaald.

Noem de voltooid deelwoorden.

Slide 29 - Open vraag