BK1 Blok 3: Spreken, kijken en luisteren

Spreken, kijken en luisteren
Blok 3
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Spreken, kijken en luisteren
Blok 3

Slide 1 - Tekstslide

Terugkijken


  •  Je weet dat er verschillende soorten programma's zijn.

  •  Je weet dat elk programma een eigen publiek heeft (doelgroep).


Vooruitkijken

  •  Je leert dat er verschillende luistermanieren zijn.
  •  Je leert het vervolg van een luisterfragment te voorspellen.
  •  Je leert (deel)onderwerpen van fragmenten te benoemen.
  •  Je leert de geloofwaardigheid van fragmenten te beoordelen.

Slide 2 - Tekstslide

3. 18 Luistermanieren (blz. 129)

Slide 3 - Tekstslide

Een gesprek tussen een visser en een agent (opdr. 44)
Agent: Meneer, u bent op heterdaad betrapt op vissen. Dat is hier verboden en dit grapje gaat u twintig euro kosten.
Visser: Maar agent, u vergist zich! Ik ben helemaal niet aan het vissen. Ik geef mijn regenworm zwemles.
Agent: Nou, laat u mij die regenworm dan maar eens zien.
Visser: Kijk, hier is hij. Ziet u wel? Zo aan mijn hengel kan hij niet verdrinken.
Agent: Het spijt me, maar nu moet ik u veertig euro boete geven.
Visser: Hoezo dat dan?
Agent: Die regenworm van u, die heeft geen zwembroek aan. En naaktzwemmen is hier niet toegestaan.


Slide 4 - Tekstslide

Op welke manier moet je luisteren om te vertellen waar het verhaaltje over gaat?
A
In grote lijnen
B
Gericht
C
Precies

Slide 5 - Quizvraag

Op welke manier moet je luisteren hoe vaak het woordje ‘u’ in de tekst wordt genoemd?
A
In grote lijnen
B
Gericht
C
Precies

Slide 6 - Quizvraag

Onderwerp en deelonderwerpen (blz. 130)
Elke tekst, geschreven of gesproken, heeft een ONDERWERP, het gaat ergens over. Meestal kun je het onderwerp in één of enkele woorden zeggen.
Een tekst gaat over een bepaald onderwerp en de alinea’s bespreken de verschillende kanten van dat onderwerp. Die verschillende kanten noemen we de DEELONDERWERPEN.


--> Gaat een tekst bijvoorbeeld over sport, dan kunnen in drie alinea’s hockey, voetbal en tafeltennis besproken worden. Dat zijn dan de deelonderwerpen.

Slide 7 - Tekstslide

Bedenk drie deelonderwerpen die horen bij het volgende onderwerp: populaire vakantiebestemmingen in het buitenland.

Slide 8 - Open vraag

Luister naar het fragment en vul de ontbrekende woorden in.
(opdr. 45)
Het fragment gaat over ... .
Toeristen zoeken op vakantie vaak ... .
Spanje heeft net als de andere Zuid-Europese landen een Middellands Zeeklimaat.
De winters zijn ... en de zomers zijn ... .
Aan ... waait een koel zeewindje.
Costa’s zijn ... .

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
Het fragment gaat over toerisme in Spanje.
Toeristen zoeken op vakantie vaak warme plekken op.
Spanje heeft net als de andere Zuid-Europese landen een Middellands Zeeklimaat. 
De winters zijn zacht en de zomers zijn warm.
 Aan de kust waait een koel zeewindje.
 Costa’s zijn stranden/kusten.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Noem het in maximaal drie woorden.

Slide 11 - Open vraag

Noem 1 deelonderwerp van het fragment.

Slide 12 - Open vraag

Geloofwaardig of niet?
Wat betekent geloofwaardig?

--> Opdracht 46 (blz. 131)


Slide 13 - Tekstslide

Via Marktplaats ben je op zoek naar een gebruikte fiets en maak je een afspraak met de verkoper. Als je bij de verkoper komt, vertelt hij over de fiets. Het is een echte merkfiets, pas twee jaar oud, nooit wat aan kapot geweest, is stevig, roest niet, enzovoort. Dat er een spaak in het voorwiel los zit, vertelt hij niet.

--> Is de spreker geloofwaardig? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open vraag

Je bent op zoek naar een nieuwe fiets, maar je weet niet welke je moet kiezen. Je vraagt om informatie bij de Fietsersbond. Deze bond is opgericht voor alle fietsende mensen. Ook heeft de bond een adviesafdeling. De mevrouw aan de telefoon geeft je allerlei tips waar je op moet letten als je een nieuwe fiets koopt.
--> Is de spreker geloofwaardig? Leg je antwoord uit.

Slide 15 - Open vraag

Vervolg voorspellen (blz. 132)

Als je naar een film kijkt, bedenk je vaak al voor jezelf hoe hij verder zal gaan. Op basis van wat je ziet en de informatie die je krijgt, kun je het verloop voorspellen.


Slide 16 - Tekstslide

Kijk en luister naar het fragment

Je gaat kijken naar het eerste deel van het fragment. Kijkend naar het eerste deel kun je voorspellen waar het tweede deel over zal gaan.

Opdracht 47 (blz. 132)



Slide 17 - Tekstslide

Vul aan. Het eerste deel van het fragment gaat over Anne Frank en hoe haar leven verandert als in mei 1940 de oorlog uitbreekt.

Wat erger wordt, is… .

Slide 18 - Open vraag

Bekijk deel 2. Dit deel begint met de uitleg hoe de leefomstandigheden voor Joden erger worden. Heb je het antwoord op vraag 1 goed?
Hoe kon je het antwoord op vraag 1 voorspellen?

Slide 19 - Open vraag

Het derde deel van het fragment geeft informatie over het Achterhuis. Hoe werd ervoor gezorgd dat de deur naar het Achterhuis niet ontdekt werd?

Slide 20 - Open vraag

Hoe moest je naar het fragment luisteren om antwoord op vraag 3 te geven?

In grote lijnen, Gericht of Precies?

Slide 21 - Open vraag

Kijk nu nog eens naar het hele fragment en geef antwoord op de vragen.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van het fragment?

Slide 23 - Open vraag

Noem twee deelonderwerpen.

Twee deelonderwerpen zijn ... en … .

Slide 24 - Open vraag

Hoe kon je zien wie Joods was?

Je kon zien dat iemand Joods was aan ... .

Slide 25 - Open vraag

In welke stad staat het Achterhuis?

Slide 26 - Open vraag

Is dit fragment geloofwaardig? Leg je antwoord uit.

Dit fragment is wel/niet geloofwaardig, want … .

Slide 27 - Open vraag

3.19 Spreken

Slide 28 - Tekstslide

Een woord omschrijven

Je kent het vast wel: je bent iets aan het vertellen en je komt niet op een bepaald woord. Om te zorgen dat je gewoon kunt doorpraten en geen stiltes laat vallen, omschrijf je dat woord. Zo kun je toch vertellen wat je kwijt wilt.


Slide 29 - Tekstslide

Opdracht 50 (blz. 133)
Maak groepjes van twee of drie.
De docent geeft omschrijvingen van woorden en jullie raden die woorden zo snel mogelijk.
Raadt niemand het woord binnen 30 seconden, dan mag een vraag worden gesteld.

Het groepje dat het woord raadt voordat er een vraag is gesteld, krijgt 2 punten. Raadt je groepje het woord na de vraag, dan krijgen jullie 1 punt.

Slide 30 - Tekstslide

Gebruik van je stem
Voor een radiopresentator is zijn stem het enige gereedschap dat hij heeft. De luisteraar ziet zijn knipoog of boze gezicht niet. Dj’s zijn daarom heel goed in het vasthouden van de aandacht door variatie aan te brengen in TOONHOOGTE, VOLUME, TEMPO EN INTONATIE van hun stem.

Ook bij een radiocommercial moet de gesproken boodschap goed zijn. Er kan geen product worden getoond, je kunt niets zien, je moet het dus echt alleen hebben van datgene wat er gezegd of gezongen wordt.

Slide 31 - Tekstslide

MAAK ZELF EEN RADIOCOMMERCIAL (opdr. 51)


Je gaat een radiocommercial maken voor een van de producten uit het lijstje.
Schrijf de tekst die je wilt uitspreken eerst helemaal uit. Lees hem daarna hardop voor.

  • Je radiocommercial mag maximaal 25 seconden duren. Praat dus niet te langzaam.
  • Laat geen stiltes vallen.
  • Varieer je toonhoogte, volume, tempo en intonatie.
  • Bedenk hoe je jouw product het beste kan beschrijven: je wilt het verkopen, dus wees positief.
De producten
  • iPad
  • kilometerteller voor op de fiets
  • een zak handsinaasappelen
  • oortjes voor je mobiele telefoon
  • 500 gram kibbeling voor maar €2,50
  • paprikachips met fiches in de zak waarmee je kunt sparen voor een paar skeelers
  • Of iets anders dat heel speciaal is.

Slide 32 - Tekstslide