Los grados de comparación
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf op in het Nederlands:
1x zin met vergrotende trap
1x zin met verkleinende trap
1x zin met stellende trap
1x zin met vergrotende trap
1x zin met verkleinende trap
1x zin met stellende trap
Slide 2 - Open vraag
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over ......
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een bijwoord
D
een voorzetsel
Slide 3 - Quizvraag
Welke Spaanse bijvoeglijke naamw. ken ik al?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Video
Schrijf de vergelijking op uit de volgende zin:
Fabian es más inteligente que Laura
Fabian es más inteligente que Laura
Slide 6 - Open vraag
Fabian es más alto que Laura
Maak de verkleinende trap van deze zin.
Maak de verkleinende trap van deze zin.
Slide 7 - Open vraag
Maak de stellende trap van de volgende zin:
El vestido es más caro que la falda.
El vestido es más caro que la falda.
Slide 8 - Open vraag
La falda es más ____________ que el vestido.
A
caro
B
caras
C
cara
D
caros
Slide 9 - Quizvraag
María y Gema son menos ______________ que Pepe
A
perezosa
B
perezoso
C
perezosas
D
perezosos
Slide 10 - Quizvraag
Welke 3 vormen bestaan er in het Spaans voor de trappen van vergelijking?
Slide 11 - Open vraag
Maak een Spaanse zin met vergelijking bij dit plaatje.
Slide 12 - Open vraag
Wat is het woord van vergelijking voor bueno/a?
A
buenamente
B
mejor
C
mayor
D
bueno
Slide 13 - Quizvraag
Welk bijvoeglijk naamwoord hoort bij peor?
A
bien
B
malamente
C
malo/a
D
perezoso
Slide 14 - Quizvraag
Wat heb je onthouden over de trappen van vergelijking in het Spaans?
