Meervoudsvorm -n

Eerdere leerdoel spelling 3.9
Ik kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen. 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eerdere leerdoel spelling 3.9
Ik kan het meervoud van een zelfstandig naamwoord vormen. 

Slide 1 - Tekstslide

Als je in een club zit bij voetbal krijg je ook een pak mee.

Slide 2 - Open vraag

knie – knieën
bacterie – bacteriën
radio – radio’s
baby – baby’s
maar:
douche – douches
spray – sprays
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. Als de klemtoon op de laatste lettergreep ligt, dan voeg je in het meervoud -ën toe. Anders zet je het trema op de laatste e van het woord.
Bij woorden die eindigen op een klinker, schrijf je een apostrof + s (’s) als je het woord anders verkeerd zou uitspreken.

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het meervoud van museum?

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van perzik?

Slide 5 - Open vraag

Noem een zelfstandig naamwoord met twee meervoudsvormen

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van rommel

Slide 7 - Open vraag

Het leerdoel spelling 3.10
Ik weet wanneer ik wel/niet een meervouds-n moet plaatsen bij een verwijswoord zoals alle(n), beide(n), sommige(n). 

Weten = iets anders, dan gokken of op gevoel doen!

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vul in waar de vetgedrukte woorden van de A-zinnen naar verwijzen.

Slide 10 - Open vraag

Vul in waar de vetgedrukte woorden van de B-zinnen naar verwijzen.

Slide 11 - Open vraag

Verklaar waarom de vetgedrukte woorden in de A-zinnen zonder -n geschreven zijn en in de B-zinnen mét -n.


Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Maak online de opdrachten van spelling 3.10 + dictee
Vandaag voor 16.00u is af: opdr. 3 t/m 5+ & dictee

Het leerdoel = ik weet wanneer ik wel/niet een meervouds-n moet plaatsen bij een verwijswoord. 

Leerdoel dictee: je oefent woorden met een p/pp/r/rr-klank, i/ie-klank, u/oe-klank, sisklank, ei/ij, c/k, meervouden en ww-en

Slide 19 - Tekstslide