vwo3- h5 - spelling - lastige leestekens - week 10

spelling, grammatica en formuleren
blz. 170 Spelling H5 Lastige leestekens


Wat is het verschil in betekenis tussen de zinnen 1a en 1b?

1a Naar buiten gaan met dit weer is echt een goed idee!

1b Naar buiten gaan met dit weer is echt een ‘goed’ idee!













1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

spelling, grammatica en formuleren
blz. 170 Spelling H5 Lastige leestekens


Wat is het verschil in betekenis tussen de zinnen 1a en 1b?

1a Naar buiten gaan met dit weer is echt een goed idee!

1b Naar buiten gaan met dit weer is echt een ‘goed’ idee!













Slide 1 - Tekstslide

Wat maakt dit lastig?


2a "Onno," zei Danine, "heeft afgezegd voor vanavond."

2b Onno zei: "Danine heeft afgezegd voor vanavond."

Slide 2 - Tekstslide

Komma (rust)
1. voor of na een aanspreking:
Maud, wil je mij de boter aangeven, alsjeblieft?

2. tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):
In de oceaan leven o.a. kreeften, vissen en zoogdieren.

3. tussen twee persoonsvormen:
Omdat de kraan al een tijdje lekt, heb ik de loodgieter gebeld.

4. tussen de hoofdzin en een bijzin, als de delen lang zijn:
Joppe gaat elk jaar naar Frankrijk op vakantie, omdat zijn ouders daar een vakantiehuisje hebben.

5. voor en achter een bijstelling:
Pablo Picasso, de beroemde Spaanse kunstschilder, overleed in 1973.

Slide 3 - Tekstslide

Dubbele punt (aankondiging)
1. een citaat (directe rede):
– De collectant vroeg: ‘Heb je iets over voor de Hartstichting?’

2. een gedachte (let op: bij een gedachte gebruik je geen aanhalingstekens):
– Toen Mare naar buiten keek, dacht ze: ik wacht wel tot de bui over is.

3. een opsomming:
– Sam leest van alles: romans, thrillers en stripboeken.
Maar:
– Sam houdt van romans, thrillers en stripboeken.

4. een uitleg of toelichting:
– Helaas gaat de picknick morgen niet door: het wordt slecht weer.

Slide 4 - Tekstslide

Aanhalingstekens
1. bij citaten (kijk goed naar de voorbeeldzinnen):
– "Ik kan vanavond niet mee", zei Lucas. "Ik moet werken."
– "Als je meedoet met het toernooi," vertelde Teun, "moet je je wel opgeven."
– "Fiets jij mee?", vroeg Dieke aan Pim.
Let op: de komma na een citaat met een vraag- of uitroepteken is niet verplicht.
Je mag dus ook schrijven: "Fiets jij mee?" vroeg Dieke aan Pim.
2. als het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis:
– Het woord "gaarne" klinkt ouderwets.
3. als het woord op een speciale manier (bijvoorbeeld spottend) gebruikt wordt:
– De agent zei dat hij die ‘lieve’ jongen wel zou inrekenen.

Slide 5 - Tekstslide

Puntkomma
1. tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen:
– Sep heeft een bijbaantje in het zwembad; hij wil later badmeester worden.
2. als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan.
Het laatste onderdeel krijgt als afsluiting een punt.

Slide 6 - Tekstslide

De jongen riep: "pas op met oversteken hoor!!"
A
Alle leestekens/hoofdletters zijn juist
B
Niet alle hoofdletters/leestekens zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 8 - Quizvraag

Als je oefent, word je een betere speler.
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven.

Slide 9 - Quizvraag

“Heeft u een klantenkaart?” vroeg de caissière.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet

Slide 10 - Quizvraag

"Waarmee kan ik u helpen?", vroeg de medewerkster.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 11 - Quizvraag

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.

Slide 12 - Quizvraag

"Hier ben ik geboren", zei Kay.
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 13 - Quizvraag

Welk teken? Omdat hij laat was ....... werd de docent boos.
A
geen
B
komma
C
puntkomma
D
nieuwe zin

Slide 14 - Quizvraag

De toets ging erg goed * ik verwacht minimaal een 9.
A
punt
B
komma
C
puntkomma
D
dubbele punt

Slide 15 - Quizvraag

Je gebruikt een puntkomma als twee zelfstandige zinnen sterk met elkaar samenhangen.
A
JA
B
NEE

Slide 16 - Quizvraag

Een puntkomma kan je vaak vervangen door 'en'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Welk leesteken zet je voor een opsomming?
A
puntkomma
B
komma
C
dubbele punt
D
punt

Slide 18 - Quizvraag

huiswerk
- maken opdracht  2, 3 en 6 blz. 171-172
- leren spelling blz. 170 en tussenletters in samenstellingen blz. 280 (= herhaling).

Slide 19 - Tekstslide