Eindtoets

Eindtoets
Alle hoofstukken van Werk aan de winkel 
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 5

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Eindtoets
Alle hoofstukken van Werk aan de winkel 

Slide 1 - Tekstslide

Weet je het nog? 
Laten we beginnen 

Slide 2 - Tekstslide

Vaardigheden is dat wat je weet
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Ompakken heeft te maken met......
A
traypack
B
beugelen
C
per stuk
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer heeft een artikel de hoogste attentiewaarde?
A
Als het artikel op reikhoogte in het schap staat
B
Als het artikel op bukhoogte in het schap staat
C
Als het artikel op ooghoogte staat
D
Als het artikel onzichtbaar is

Slide 5 - Quizvraag

Ik zorg dat mijn kennis en vaardigheden blijven groeien, zodat ik de taken in de winkel goed kan uitvoeren. Dit hoort bij je.........
A
taak
B
beroepshouding
C
functie
D
verantwoordelijkheid

Slide 6 - Quizvraag

soorten cola bij elkaar of alle soorten chips bij elkaar in de schappen, noem je :
A
producten bij elkaar plaatsen op product
B
producten bij elkaar plaatsen op merk
C
producten bij elkaar plaatsen op gebruik
D
mix van presentatievormen

Slide 7 - Quizvraag

Het is vandaag 11 januari 2024. Op welke manieren kan ik dat noteren? ( min. 4)

Slide 8 - Open vraag

Voorbeeld van klantgerichtheid
A
klant geen advies geven
B
meedenken met de klant
C
klant weinig tot geen advies kunnen geven
D
klant zelf cadeau laten inpakken

Slide 9 - Quizvraag

Wat is klantvriendelijkheid?
A
netjes, correct en enthousiast begroeten
B
geen aandacht aan de klant geven
C
meedenken met de klant
D
meelopen naar de auto met de boodschappen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een eigenschap van een winkelmedewerker?
A
onverzorgd er uit zien
B
niet weten wat je verkoopt
C
actieve en klantgerichte houding

Slide 11 - Quizvraag

Kijk naar het plaatje, hierover komt zo een vraag.  

Slide 12 - Tekstslide

3. Waarvoor komt de klant naar de winkel?

Slide 13 - Open vraag

Wat bedoelen ze met het woord doelgroep?

Slide 14 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een winkel met halfvaste looproute

Slide 15 - Open vraag

Als je kritiek krijgt......,
A
moet je boos worden en weglopen
B
ervan leren en vragen stellen

Slide 16 - Quizvraag

Je kan zowel positief als negatief op je verantwoordelijkheden aangesproken worden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Op welke hoogte is het gouden schap?
A
bukhoogte
B
grijphoogte
C
reikhoogte
D
ooghoogte

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent FIFO?

Slide 19 - Open vraag

Wat is een andere naam voor streepjescode?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de doelgroep van een speelgoedwinkel
A
opa's en oma's
B
kinderen
C
ouders met kinderen
D
mensen zonder kinderen

Slide 21 - Quizvraag

Welke 4 composities zijn er?

Slide 22 - Open vraag

paskamer
vitrine
toonbank
presentatie 
wand

Slide 23 - Sleepvraag

vrije looproute betekent
A
volgens een vaste route langs alle artikelen van een winkel
B
op een bepaalde manier wordt je geleid door de winkel ( tussenpad/gangpad)
C
je kunt zelf kiezen welke kant je op gaat

Slide 24 - Quizvraag

reclame
folder
EAN-code
PLU code
ridder
spoor

Slide 25 - Sleepvraag

Een groothandel......
A
Handelt met grote landen
B
Handelt met grote winkels
C
Handelt met grote producten
D
Handelt in grote aantallen

Slide 26 - Quizvraag

Een display is een aparte prestentatie van artikelen
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Wat zijn de 5 winkelvormen?

Slide 28 - Open vraag

Massdisplay
Classdisplay

Slide 29 - Sleepvraag

Semi-zelfbediening
Zelfbediening
Bediening

Slide 30 - Sleepvraag

Branche is denk ik .....
A
winkels met hetzelfde assortiment
B
winkels met hetzelfde personeel

Slide 31 - Quizvraag

Deze winkel heeft servicedistributie:
A
Boni
B
Action
C
Aldi
D
De bloemist

Slide 32 - Quizvraag

De Hema en Bijenkorf zijn voorbeelden van een....
A
Speciaalzaak
B
Warenhuis
C
Bouwmarkt
D
Supermarkt

Slide 33 - Quizvraag

Supermarkt
Tuincentrum
Speciaalzaak

Slide 34 - Sleepvraag

War bedoelen ze met discounter? Geef een voorbeeld van een discounter

Slide 35 - Open vraag