Nieren

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

- Ken je de anatomie (bouw) en fysiologie (werking) van de nieren
- Weet je in welke stappen urine gemaakt wordt
-Weet je hoe het hormoon ADH op de nieren werkt

Slide 2 - Tekstslide

Pak je telefoon erbij
En ga naar Lessonup.app

Slide 3 - Tekstslide

Nieren

Slide 4 - Woordweb

Anatomie van de nier
Nierschors: Voor bescherming, 1 cm dik, roodbruine kleur, bevat ca. 1.000.000 nefronen (de werkeenheid van de nier).
Niermerg: Bestaat uit kegelvormige structuren, de nierpiramiden. Een deel van de nefronen loopt door het merg heen.
Nierbekken: Urine wordt vanuit de nierkelkjes verzameld in de nierbekken en naar de urineleider gebracht    --> de blaas.


Slide 5 - Tekstslide

Nier    
Niermerg en nefronen

Slide 6 - Tekstslide

Ammoniak en ureum
Door de afbraak van eiwitten en nucleïnezuren in ons lichaam komen er stikstofatomen vrij in de vorm van ammoniak.
Ammoniak is in grote hoeveelheden giftig voor ons lichaam en wordt daarom in de lever omgezet naar ureum.
Op deze manier kunnen de nieren de stof uitscheiden zonder zelf beschadigd te raken.

Slide 7 - Tekstslide

Werkblad Nieren
Wat: Maak alle oefeningen
Hoe: Eerste 5 minuten in stilte
Hulp: Na 5 minuten met buren overleggen
Tijd: 7 minuten 
Daarna klassikaal bespreken

Slide 8 - Tekstslide

Homeostase
Homeostase is het proces waarbij organismen het interne milieu in evenwicht houden, ondanks veranderingen in hun omgeving.
(Temperatuur, bloedsuikerwaarden, vochtregulatie,  bloeddruk en pH)

Slide 9 - Tekstslide

ADH
Antidiurethisch homoon
              of
Antiplashormoon

ADH is een hormoon dat zorgt 
voor terugresorptie.

Slide 10 - Tekstslide

Pak je telefoon erbij
En ga naar Lessonup.app

Slide 11 - Tekstslide

Met welk nummer wordt het
nierschors aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
6

Slide 12 - Quizvraag

b
A
sdsdv

Slide 13 - Quizvraag


A

Slide 14 - Quizvraag

Urine verlaat het lichaam via de:
A
Urineleider
B
Urinebuis
C
Urineblaas

Slide 15 - Quizvraag

Het lichaam scheidt stoffen uit via:
A
De lever
B
De nieren
C
De lever en de nieren
D
De lever, de nieren en de longen

Slide 16 - Quizvraag

Waar liggen de nieren?
A
Ter hoogte van de navel aan de rugzijde
B
In de borstholte aan de rugzijde
C
Ter hoogte van de navel aan de buikzijde

Slide 17 - Quizvraag

Waar wordt de urine verzameld?
A
Nierbekken
B
Nierschors
C
Niermerg
D
Urinebuis

Slide 18 - Quizvraag

Wat hoort er niet thuis in urine?
A
Rode bloedcellen
B
kleurstoffen
C
Water
D
Resten van medicijnen

Slide 19 - Quizvraag

Welk nummer is 7?
A
Urineleider
B
Poortader
C
Nierbekken
D
Urinebuis

Slide 20 - Quizvraag

Bloed stroomt naar de nieren via de:
A
Urineleider
B
Nierslagader
C
Nierader
D
Poortader

Slide 21 - Quizvraag

Het antidiuretisch hormoon (ADH) bevordert de resorptie van water in de nieren. Als er meer ADH in het bloed aanwezig is dan normaal, dan zal er:
A
Meer voorurine en urine dan normaal gemaakt worden
B
Evenveel voorurine en meer urine dan normaal gemaakt worden
C
Evenveel voorurine en minder urine dan normaal gemaakt worden
D
minder voorurine en minder urine dan normaal gemaakt worden

Slide 22 - Quizvraag

Per liter bevat urine, vergeleken met de voorurine:
A
een grotere hoeveelheid ureum
B
een kleinere hoeveelheid zouten
C
een grotere hoeveelheid suikers

Slide 23 - Quizvraag

Bij een nier zijn schors, merg en nierbekken te onderscheiden.

In welk deel of in welke delen worden actief stoffen uit de voorurine gehaald?
A
alleen in de schors
B
in de schors en het merg
C
alleen in het merg
D
in de schors, het merg en het nierbekken

Slide 24 - Quizvraag