Examentraining mavo: Als je zelf schrijft, denk je na over wat je doet

Lees de tekst: Als je zelf schrijft, denk je na over wat je doet

Markeer de eerste en laatste alinea helemaal en markeer van elke alinea de eerste zin.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de tekst: Als je zelf schrijft, denk je na over wat je doet

Markeer de eerste en laatste alinea helemaal en markeer van elke alinea de eerste zin.

Slide 1 - Tekstslide

23. Op welke manier wordt de tekst in alinea 1 ingeleid? De tekst wordt ingeleid door...
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst te geven.
B
de mening van de schrijver te geven.
C
een belangrijke conclusie voorop te stellen.
D
een samenvatting van de tekst te geven.

Slide 2 - Quizvraag

24. Iemand die aantekeningen met de hand schrijft, onthoudt deze beter dan iemand die aantekeningen op de computer typt. Wat is volgens alinea 2 de belangrijkste reden hiervoor?
Vul in: Als je met de hand aantekeningen maakt, moet je ...... Hierdoor vindt er ...... plaats, waardoor de informatie beter onthouden wordt.

Slide 3 - Open vraag

25. In alinea 3 wordt gesproken over ‘onderzoek in Psychological Science’ en ‘eerdere onderzoeken’. Leg uit wat er precies onderzocht werd in het onderzoek in Psychological Science en wat er precies onderzocht werd in de
eerdere onderzoeken. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden.

Slide 4 - Open vraag

Laptoptikkers typen meer woorden dan handschrijvers en noteren vaker precies dezelfde woorden als collega-tikkers.

A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Laptoptikkers weten vlak na de lezing vrijwel
net zoveel feiten als handschrijvers.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Laptoptikkers hebben vlak na de lezing net zoveel
begrip als handschrijvers.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Laptoptikkers kunnen beter leren dan handschrijvers omdat ze een uitgebreider verslag hebben.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Laptoptikkers scoren na een week slechter op
begripsvragen dan handschrijvers.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de functie van alinea 7?
Alinea 7...
A
geeft een gevolg van het gestelde in alinea 1.
B
vormt een tegenstelling met de alinea’s 4 tot en met 6.
C
vormt samen met de alinea’s 4 tot en met 6 een opsomming.
D
werkt een deel van het gestelde in alinea 1 verder uit.

Slide 10 - Quizvraag

In regel 96 staat “uitbesteding van geheugen”.
Wat wordt hier volgens de tekst mee bedoeld?
Gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het belangrijkste verband tussen alinea 7 en alinea 8?
A
Alinea 8 geeft een advies bij alinea 7.
B
Alinea 8 nuanceert het gestelde in alinea 7.
C
Alinea 8 verklaart het gestelde in alinea 7.
D
Alinea 8 vormt een tegenstelling met alinea 7.

Slide 12 - Quizvraag

“Ook dragen voorstanders vaak aan dat handschrijven meer geheugensporen in het brein achterlaat dan het simpelere tikken op toetsenbordknoppen. Dit komt doordat met de hand schrijven motorisch complexer is.” (regels 116-122)
Citeer uit alinea 9 of alinea 10 de zin die het duidelijkst het positieve gevolg hiervan weergeeft.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte
van deze tekst?
A
Om feiten op korte termijn goed te onthouden, kun je zowel je aantekeningen typen als met de hand opschrijven.
B
Omdat studenten tegenwoordig zo goed kunnen typen, hebben ze minder mentale verwerking bij het maken van aantekeningen.
C
Wanneer je met de hand schrijft, heb je meer mentale verwerking en laat je meer geheugensporen achter in je brein.
D
Wanneer je veel gebruikmaakt van internet en veel schrijft, is dat slecht voor je parate kennis.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste functie
van alinea 10?
A
een aanbeveling doen
B
een toekomstverwachting geven
C
een voorbeeld geven
D
een waarschuwing geven

Slide 15 - Quizvraag