9.4 De ogen

9.4 De ogen
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1,3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

9.4 De ogen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
9.4.1 Je kunt uitleggen hoe je ogen beschermd worden.
9.4.2 Je kunt de uitwendige delen van een oog noemen met hun functies.
9.4.3 Je kunt de inwendige delen van een oog noemen met hun functies.
9.4.4 Je kunt de werking van de ogen uitleggen.



Met de zintuigcellen in je ogen vang je licht op. Je ogen werken samen om goed te kunnen zien. Kijkt je linkeroog naar rechts, dan kijkt je rechteroog ook naar rechts. Behalve als je scheel kijkt.









Slide 2 - Tekstslide

Bescherming van het oog
Ogen zijn erg kwetsbaar. 
Je lichaam beschermt het oog goed. Hiervoor zijn meerdere onderdelen voor: oogkassen, wenkbrauwen, wimpers, oogleden en traanklieren

Slide 3 - Tekstslide

Oogkassen beschermen de ogen
Wenkbrauwen houden het zweet tegen zodat het niet in de ogen komt

Slide 4 - Tekstslide

Wimpers beschermen de ogen tegen vuil en fel licht
Oogleden beschermen de ogen tegen vliegjes

Slide 5 - Tekstslide

Traanvocht maakt je ogen schoon en beschermt je hoornvlies tegen uitdroging. Spoelt oog schoon. 
Traanklieren maken traanvocht
Traanbuizen staan in verbinding met de neusholte
Als je knippert verspreiden de oogleden het traanvocht

Slide 6 - Tekstslide

De buitenkant van het oog
Witte gedeelte is het harde oogvlies. Dit beschermt de binnenkant van het oog.
Gekleurde gedeelte is de iris (of regenboogvlies).
In het midden zit een opening: de pupil (zwarte ronde vlek). Dit is een opening in de iris. Door deze opening gaat het licht het oog in. 
Over de iris en de pupil heen ligt het hoornvlies. Het hoornvlies is doorzichtig zodat er licht het oog in kan. 

Slide 7 - Tekstslide

Binnenkant oog
  • Vlak achter de pupil ligt de lens: die zorgt ervoor dat je scherp ziet. 
  • Het oog is gevuld met het glasachtig lichaam: dit is doorzichtig, zacht materiaal. Houdt alle delen in het oog op hun plaats.
De wand van het oog bestaat uit 3 lagen:
  • Vaatvlies: Voorziet oog van zuurstof en voedingsstoffen
  • Netvlies: Bevat de zintuigcellen van het oog
  • Harde oogvlies: hier zitten de spieren aan vast die ervoor zorgen dat je oog kan draaien

Slide 8 - Tekstslide

Goed zien
Licht gaat eerst door het hoornvlies. Daarna gaat het door de lens en het glasachtige lichaam. Achter in je oog komt het licht bij het netvlies.

In het netvlies ligt de gele vlek, recht achter de pupil. Als je naar iets kijkt, komt het licht daarvan precies op de gele vlek. Met de gele vlek kun je het scherpst zien.
De plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet de blinde vlek. Met de blinde vlek kun je niets zien.

Slide 9 - Tekstslide



Hiernaast zie je een oog. Aan het harde oogvlies van het oog zitten oogspieren vast. Deze oogspieren bewegen de ogen. 
Oogspieren

Slide 10 - Tekstslide

Scherp zien
De lens vormt van het licht dat binnenkomt een beeld op het netvlies. Dit beld is kleiner dan in het echt en het staatondersteboven staat. De zintuigcellen in het netvlies sturen via de oogzenuw impulsen naar de grote hersenen. De grote hersenen ‘vertalen’ het omgekeerde, verkleinde beeld. Daardoor zie je het beeld weer rechtop en op de juiste grootte.



Slide 11 - Tekstslide

Accomoderen

Om het beeld precies op het netvlies te krijgen, moet de lens van vorm kunnen veranderen. Je lens kan boller of platter worden. Als je naar een voorwerp dichtbij kijkt, is de lens bol. Kijk je naar een voorwerp in de verte, dan is de lens plat. Je kunt niet tegelijkertijd iets scherp zien in de verte en van dichtbij.
Als je zelf de lens niet goed bol of plat kunt maken, zie je niet scherp. Je kunt dan een bril of contactlenzen gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Niet goed zien
Niet iedereen kan goed zien. Sommige mensen zien alleen dingen dichtbij scherp. Deze mensen zijn bijziend. Andere mensen zien alleen dingen in de verte scherp. Deze mensen zijn verziend.

Als je bijziend bent, heb je een bril nodig met holle glazen. Holle glazen helpen de ooglens. Je kunt dan ook ver weg scherp zien.
Als je verziend bent, heb je een bril nodig met bolle glazen. Bolle glazen helpen om dichtbij scherp te zien.


Verziend: dichtbij wazig, ver is scherp
Bijziend: dichtbij scherp,  ver is wazig

Slide 13 - Tekstslide

lens
De lens zit achter de iris  en de pupil.  De ooglens is een belangrijk deel van de beeldvorming op ons netvlies.
hoornvlies
Het hoornvlies  is het doorzichtige deel van de buitenkant van het oog waar het licht door naar binnen valt.
Pupil
De pupil  is de opening van het midden van de iris. D Omdat het in het oog donker is lijkt de pupil zwart. De pupil zit achter het hoornvlies en voor het glasachtig lichaam, midden in de iris.
Iris
De iris of het regenboogvlies bepaalt de kleur van de ogen. Het is een ring achter het hoornvlies. De hoeveelheid doorgelaten licht naar het netvlies wordt bepaald door het samentrekken van kringspier in het midden van de iris, wat leidt tot verkleining van de pupil  waardoor er dus minder licht doorgelaten wordt.
Oogspier
Ieder oog heeft 6 verschillende oogspieren. Deze oogspieren zorgen voor de beweging van de ogen. Om scherp en vooral niet dubbel te zien hebben we een goede werking van deze oogspieren nodig.
Harde oogvlies
Het oogwit of sclera is de buitenste witte laag van het oog en bestaat uit stevig bindweefsel. De buitenste laag van het oog wordt ook wel de harde oogrok genoemd. Gaat aan de voorkant van het oog over op het hoornvlies (doorzichtig)
Vaatvlies
Het vaatvlies  bevat veel bloedvaten en pigment. Het zorgt samen met de iris voor een intensieve doorbloeding van het oog. Het vaatvlies ligt tussen hoornvlies en het netvlies. Aan de voorkant gaat het vaatvlies over in de iris (regenboogvlies).
Netvlies
Het netvlies of de retina vormt de binnenbekleding (het lichtgevoelige 'scherm') van ons oog en bestaat uit 10 lagen. Eén van deze lagen bevat de fotoreceptoren (zintuigcellen) die beter bekend zijn als de staafjes en kegeltjes. De prikkels worden hier omgezet in impulsen en gaan via de oogzenuw naar de hersenen. In het midden van het netvlies ligt de gele vlek, daar kun je het scherpst zien. 
Oogzenuw
Is een gevoelszenuw. Hij verbindt het oog met de hersenen. De plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet de blinde vlek. Hier liggen geen zintuigcellen. 
Glasachtig lichaam
Geleiachtige massa die het oog vult en het netvlies op zijn plaats houdt. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Onthoud
Leerdoel 1
9.4.1 Je kunt uitleggen hoe je ogen beschermd worden.
• Delen die het oog beschermen:
– De wenkbrauwen zorgen ervoor dat vocht langs de ogen loopt en niet erin.
– De wimpers beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht.
– De traanklieren maken traanvocht.
– Traanvocht houdt de ogen vochtig en spoelt vuil en prikkelende stoffen uit de ogen.
– De traanbuizen brengen het traanvocht naar de neusholte.
Leerdoel 2
9.4.2 Je kunt de uitwendige delen van een oog noemen met hun functies.
• Delen aan de buitenkant van het oog:
– Harde oogvlies: het stevige witte deel van het oog dat het binnenste van het oog beschermt.
– Iris: het gekleurde deel van het oog dat regelt hoeveel licht door de pupil komt.
– Pupil: de opening in de iris.
– Hoornvlies: het doorzichtige deel van het harde oogvlies dat de iris beschermt.

Slide 16 - Tekstslide

Onthoud
Leerdoel 3
9.4.3 Je kunt de inwendige delen van een oog noemen met hun functies.
• Delen aan de binnenkant van het oog:
– Lens: zorgt ervoor dat je dingen scherp kunt zien.
– Glasachtig lichaam: bestaat uit doorzichtig, zacht materiaal dat alle onderdelen van het oog op hun plaats houdt.
– Netvlies: hierin liggen de zintuigcellen die licht omzetten in impulsen.
– Vaatvlies: hierin liggen veel bloedvaten die het oog van voeding voorzien en afvalstoffen afvoeren.
– Oogzenuw: geeft impulsen van de zintuigcellen door aan de grote hersenen.
Leerdoel 4
9.4.4 Je kunt de werking van de ogen uitleggen.
• De weg van het licht door het oog: hoornvlies → pupil → lens → glasachtig lichaam → netvlies
• In het oog wordt een beeld gevormd op het netvlies.
– Dit beeld is ondersteboven en verkleind.
– De impulsen van de zintuigcellen worden doorgegeven aan de grote hersenen.
– De grote hersenen vertalen deze impulsen naar een beeld, zodat je het beeld weer rechtop en op de juiste grootte ziet.
• Je kunt van dichtbij of in de verte scherp zien.
– Als de lens bol is, zie je voorwerpen van dichtbij scherp.
– Als de lens plat is, zie je voorwerpen in de verte scherp.
• Oogspieren: draaien het oog in de gewenste richting.

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk! Biologie
Wat? 9.4  De ogen - opdrachten 1 t/m 11


Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide