hoofdstuk 2 spelling en grammatica

hoofdstuk 2
spelling&grammatica

doel van deze les: Je weet wat een zinsdeel is.
                                       Je weet hoe je de persoonsvorm ontdekt.
                                       Je kan een zin verdelen in zinsdelen.
Wat gaan we doen?
We kijken en luisteren naar de instructie en daarna maken we de opdrachten.

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 2
spelling&grammatica

doel van deze les: Je weet wat een zinsdeel is.
                                       Je weet hoe je de persoonsvorm ontdekt.
                                       Je kan een zin verdelen in zinsdelen.
Wat gaan we doen?
We kijken en luisteren naar de instructie en daarna maken we de opdrachten.

Slide 1 - Tekstslide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 2 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zinsdeel is een stukje van een zin wat uit 1 of meerdere woorden bestaat. Je kunt zinsdelen veranderen maar de woorden blijven bij elkaar.



Slide 3 - Tekstslide


Bij het ontleden van zinnen is het heel fijn als je weet wat de persoonsvorm is.


In het Nederlands vormt die de spil van de opbouw van de zin en daarvan kan je gebruik maken bij het vinden van de zinsdelen.


Daarom begin je bij het ontleden van een zin altijd met het vinden van de persoonsvorm!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Ezelsbruggetje

Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan = een zinsdeel.

En: de woorden niet en wel staan altijd tussen strepen. (zijn aparte zinsdelen)

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
Aan de slag met:
de theorie op blz 211
Anna zaait in haar moestuin de boontjes. 
maken : opdracht 1 en 2
herhalen en goed lezen:
de theorie over de persoonsvorm blz 213
                                 het onderwerp blz 214
Goed geleerd? Maak de quiz start op blz 215 (opdracht 3)

Slide 7 - Tekstslide

les 2 hoofdstuk 2 spelling&grammatica
Wat gaan we doen? 
We herhalen de theorie en kunnen uitleggen wat een onderwerp en wat een persoonsvorm is. (zie filmpje volgende slide)
We kunnen uitleggen hoe het handig is om een zin in zinsdelen op te splitsen.

Aan de slag
maken: opdracht 4 t/m 7 blz 216-218

klaar ? studiemeter

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

les 3 hoofdstuk 2  spelling& grammatica
doel van deze les:
we weten wat een voltooid deelwoord is.
we begrijpen dat er een hulpwerkwoord bij het voltooid deelwoord hoort. De persoonsvorm kan een hulpwerkwoord zijn.
We lezen de theorie op blz 218 en 219
We maken opdracht 8 t/m11

Slide 11 - Tekstslide

VOLTOOID DEELWOORD
  • Begint met ge-, be-, ver-, ont-, her.
  • Sterke werkwoorden: eindigt meestal op -en (gelopen, verbroken).
  • Zwakke werkwoorden: eindigt meestal op een t of een d.
  • Weet je niet of het voltooid deelwoord op een t of d eindigt? Maak het voltooid deelwoord langer of gebruikt 't x-kofschip.
  • Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.

Slide 12 - Tekstslide

't ex kofschip / 't sexy fokschaap 
Hele werkwoord - en = de stam
- wel in 't sexy fokschaap > + te (n)
- wel in 't ex kofschip > + te (n)

Laatste letter van de stam:
- niet in 't sexy fokschaap > de (n)
- niet in 't ex kofschip > + te (n)

Slide 13 - Tekstslide

Les 4 spelling & grammatica
wat gaan we doen? 
oefenen met vervoegen van sterke werkwoorden in de voltooide tijd. 
Er bestaat geen schema, dus je moet oefenen zodat je ze uit je hoofd kent.
Theorie blz 223 
maken oefening 12 en 13
klaar? stencils blz :


Slide 14 - Tekstslide

les 5 spelling&grammatica
Herhalen met een filmpje hieronder

Theorie blz 225
werkwoordelijk gezegde : zijn alle werkwoorden in een zin
het werkwoordelijk gezegde kan uit één of meer werkwoorden bestaan.
maken 14 t/m 16

klaar stencils:werkwoorden

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video