Nederlands 1 telefoneren
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Vat het artikel samen in minimaal vijf, maximaal tien zinnen.
Slide 3 - Open vraag
Welke woorden vind je moeilijk/mooi/relevant?
Slide 4 - Woordweb
Wie geboren is in 2009 is een millennial
A
JUIST
B
FOUT
Slide 5 - Quizvraag
Met een moto kan je goed laveren .... de auto's in de file
A
tussen
B
voor
C
bij
D
door
Slide 6 - Quizvraag
Empathie is
A
een soft skill
B
een hard skill
Slide 7 - Quizvraag
Bij telefoneren voel ik me vaak...
đđđđđ
Slide 8 - Poll
Ik verkies
A
telefoneren
B
mailen
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn jouw belangrijkste tips voor een efficiënt telefoongesprek?
Slide 10 - Woordweb
Verbeter
Ik zal uw gegevens nemen
Ik zal uw gegevens nemen
Slide 11 - Open vraag
Verbeter:
Standaard Boekhandel, met wie aan de lijn?
Standaard Boekhandel, met wie aan de lijn?
Slide 12 - Open vraag
Verbeter:
Het gaat twee dagen pakken.
Het gaat twee dagen pakken.
Slide 13 - Open vraag
Verbeter:
âOei, geen paniek! Rustig, rustig!
âOei, geen paniek! Rustig, rustig!
Slide 14 - Open vraag
Verbeter:
Dat was het dan.
