Kapitel 1 Lektion 3D

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Maak de woordzoeker.
In stilte!

Let op! De woorden staan in het Nederlands in de woordzoeker.

Nodig: pen/stift + boek (S. 88/89)

• Handy zu Hause/Schließfach
• Setzt euch bitte (ga zitten)
• Schulsachen auf dem Tisch (Buch+heft+Laptop)
• Laptop geschlossen
• Rucksack auf dem Boden

Was machen wir heute?

- Woordzoeker Lektion 1/2  10

- Hausaufgaben 10

- Rückblick & Wiederholung 5

- Höraufgabe 5

- (Haus)aufgaben machen 10

 - evaluieren 5

Kapitel 1 : Berlin

Berlijn, jezelf voorstellen, familie en vrienden, uiterlijk en eigenschappen

Am Ende dieser Stunde:

- heb ik geoefend met de woordjes van Lektion 1+2

- heb ik geoefend met luistervaardigheid

- kan ik eenvoudige zinnetjes vertalen die te maken hebben met kennismaken

Maak de woordzoeker.
In stilte.

Let op! De woorden staan in het Nederlands in de woordzoeker.

Je mag je boek erbij gebruiken (S.88/89)

Welke familieleden ken je al in het Duits?

Kun je het rijtje van haben en sein al opzeggen?

Höraufgabe 30 zusammen (S. 52/53)

Was? (wat)	Lektion 3 Aufgabe 30B + 31	S. 53/54
Wie? (hoe)	zu Zweit zachtjes praten
Wie lange? (hoe lang)	10 min
Hilfe? (hulp)	Text Hallo, wie geht's dir? +Redemittel Lektion 3	S. 90
Fertig? (klaar)	woordzoeker afmaken
Was machen wir damit?	Hausaufgaben

Selbstständig an die Arbeit!

Nächste Stunde

Lektion 3

SO Lektion 1 tm 3: Montag, 10. November

Check rommel rond je tafel

Blijf op je plaats tot de bel gaat

Stoel aanschuiven

Danke schön !

die Zahlen üben (Hilfe S. 20)

tik op de schouder van je buurman/vrouw

rechts = tiental

links = enkeltal

Voorbeeld: 53

5x rechts tikken

3x links tikken

Klassenrondje

Beantwoord de vraag en kies iemand om de nieuwe vraag aan te stellen. De anderen luisteren.

1. Wie heißt du?

2. Wie alt bist du?

3. Woher kommst du?

4. Was ist dein Nachname?

5. Hast du Geschwister?

6. Wo wohnst du?

7. Welche Hobbys hast du?

......ihr in der Hauptstadt?

1. wohnen
2. wohne
3. wohnst
4. wohnt

.....du oft Fußball?

1. spiel
2. spielt
3. spielst
4. spiele

....Sie auch in Papendrecht, frau Breedveld?

1. wohnen
2. wohne
3. wohnt
4. wohnst