Grammatica zinsdelen start - uitleg ng

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* herhaling gr.zd klas 1
* zinsdelen ng



Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

timer
10:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* herhaling gr.zd klas 1
* zinsdelen ng



Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het naamwoordelijk gezegde in een zin benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Verdeel de zin in zinsdelen.

De medailles werden gisteren aan de reddingswerkers uitgereikt door de burgemeester.

  • De medailles / werden / gisteren / aan de reddingswerkers / uitgereikt / door de burgemeester.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm en onderwerp in onderstaande zin?

Wanneer vindt de toets van grammatica eigenlijk plaats?
  • vindt plaats - pv
  • de toets van grammatica - ow

Slide 3 - Tekstslide

Schrijf op in je schrift.
Wat is het verschil tussen ng en wg?
  • Een naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand is (of wordt, blijft, lijkt).
  • Een werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand (of iets) dóét.
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Benoem de delen en schrijf op in je schrift (op de juiste manier).

Gisteren was ik de hele dag heel erg vrolijk.

timer
0:30

Slide 5 - Tekstslide


Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel.

Het werkwoordelijk deel (ww.deel) bevat alle werkwoorden uit de zin. Het belangrijkste werkwoord is een koppelwerkwoord (kww): zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

Het naamwoordelijk deel (nw.deel) bevat een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord dat een eigenschap van het onderwerp geeft. Het koppelwerkwoord koppelt de eigenschap aan het onderwerp.


Slide 6 - Tekstslide

Hoe vind je het naamwoordelijk gezegde?
- Is /wordt het onderwerp iets?
- Is er een koppelwerkwoord in de zin?
- Als het onderwerp iets is/wordt, 
stel de vraag: Wat + pv + ond + overige ww?
KWW
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen

Slide 7 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde =
pv + [nw.deel] + overige werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Keuze:

1. Maak van §3 opdracht 1 t/m 3.
2. Maak de lesopdrachten die vooraan liggen. (atheneumroute)
Aan het einde van de les heb je of keuzeopdracht 1 of 2 af!

Je mag zachtjes met elkaar overleggen.

Ben je klaar? Dan maak je opdracht 4 van §3 grammatica en lees je de theorie van §5 en maak je opdracht 1 en 2 van §5.



timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Welke vragen heb je nog?

Slide 11 - Open vraag

Wat hebben we deze les gedaan?

Slide 12 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 13 - Open vraag

Ik kan het naamwoordelijk gezegde in een zin herkennen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 14 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll