4B Period 1 Your online self grammar

Year 4 Period 1
Your Online Self: Grammar
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Year 4 Period 1
Your Online Self: Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Present Simple
De present simple gebruik je:
(a) als iets vaak, altijd, soms of nooit gebeurt:
I never get to school on time.
(b) als je spreekt over gedachten of gevoelens op dit moment:
We feel awful.
(c) bij feiten en algemene waarheden:
Spring starts on March 21.

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple: Shit
Bij She/he/it komt er een s achter het hele werkwoord.
Voorbeeld:
She likes football. 

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple: Kies de juiste vorm van het werkwoord:
I ........ breakfast every morning (eet)

A
eat
B
eats
C
ate
D
eated

Slide 4 - Quizvraag

Present Simple: Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Tom ......... to school everyday. (loop)
A
walk
B
walks
C
walked
D
walking

Slide 5 - Quizvraag

Present Simple: Kies de juiste vorm van het werkwoord:
They never ......... the truth. (spreek)
A
speak
B
speaks
C
speaking
D
spoke

Slide 6 - Quizvraag

Past Simple
De past simple gebruik je als iets duidelijk in het verleden gebeurde. Regelmatige werkwoorden eindigen op -ed. Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm en moet je uit je hoofd leren:
I talked to her on the phone last night. (Regelmatig)
We went to London last Saturday. (Onregelmatig)

Slide 7 - Tekstslide

Past Simple: Kies de juiste vorm van het werkwoord
I .......... a movie yesterday (kijk)
A
watched
B
watch
C
watching

Slide 8 - Quizvraag

Past Simple: Kies de juiste vorm van het werkwoord
She ......... that dress herself (maak)
A
make
B
made
C
making

Slide 9 - Quizvraag

Past Simple: Kies de juiste vorm van het werkwoord.
He ......... videogames all night. (speel)
A
played
B
play
C
playing

Slide 10 - Quizvraag

Past Simple:
Kies de juiste vorm van het werkwoord
Bella got ........ last year (trouwen)
A
married
B
marry
C
marrying

Slide 11 - Quizvraag

Verbindingswoorden
And = en
Voorbeeld: My name is Peter Parker and I live in New York City
Because = omdat
Voorbeeld: I live with my aunt, because my parents died 
But = maar
Voorbeeld: This song makes me happy, but I never dance to is

Slide 12 - Tekstslide

Kies het juiste verbindingswoord:
This fence keeps the cows ....... the horses in the field
A
and
B
because
C
but

Slide 13 - Quizvraag

Kies het juiste verbindingswoord:
Amelia Earhart made her first solo flight in 1937, ........ then she got missing
A
and
B
because
C
but

Slide 14 - Quizvraag

Kies het juiste verbindingswoord:
About 17,2 million cars ........ trucks were sold in the US last year
A
and
B
because
C
but

Slide 15 - Quizvraag

Kies het juiste verbindingswoord:
I can't sleep, ......... I keep my phone switched on
A
and
B
because
C
but

Slide 16 - Quizvraag

Woordvolgorde
Als je 'plaats' (waar) en 'tijd' (wanneer) aan het einde van een zin zet, dan komt eerst 'plaats' en dan 'tijd'.

I was born in Zoetermeer on 9 October 2005.

Slide 17 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde
I lost my keys
A
in the park last night
B
last night in the park

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde
I was
A
last summer in New York
B
in New York last summer

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde
There were a thousand people
A
on the beach this weekend
B
this weekend on the beach

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde
The concert will take place
A
this weekend in Landgraaf
B
in Landgraaf this weekend

Slide 21 - Quizvraag