4.7 en 4.8

Goederenstroom
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goederenstroom

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Van een bepaald artikel is het bestelpunt 38. Wat betekent dit?
A
Dat je 38 stuks van dit artikel gaat bestellen.
B
Dat als je voorraad van dit artikel 38 stuks is je weer gaat bestellen.
C
Dat je 38 keer voor dit artikel gaat bestellen.

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Van een artikel is de levertijd 3 weken / de afzet is 5 stuks per week / de veiligheidsvoorraad is 4. Bereken het bestelpunt.

Slide 6 - Open vraag

Uitwerking oefenopgave
  • Bestelpunt = veiligheidsvoorraad + (levertijd x afzet)
  • Bestelpunt = 4 + (3 x 5) = 19 stuks
  • Dit betekent dat als de voorraad van dit artikel 19 stuks is dat
     je dan weer gaat bestellen.

Slide 7 - Tekstslide

De levertijd van een artikel is 2 weken. Je verkoopt 3 stuks per dag. De veiligheidsvoorraad is 5 stuks. De winkel is 6 dagen per week open. Bereken het bestelpunt.

Slide 8 - Open vraag

Uitwerking oefenopgave
  • Bestelpunt = veiligheidsvoorraad + (levertijd x afzet)
  • Let op: levertijd en afzet moet in dezelfde tijdseenheid.
  • Je verkoopt 3 stuks per dag, de winkel is 6 dagen per week open dus je
     verkoopt 6 x 3 = 18 stuks per week.
  • Bestelpunt = 5 + (2 x 18) = 5 + 36 = 41
  • Bij een voorraad van 41 stuks van dit artikel ga je dus weer bestellen.

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling begrippen bestelpunt
  • Bestelpunt is de hoogte van de voorraad waarbij je moet gaan bestellen.
  • Levertijd is de tijd die zit tussen het moment van bestellen en leveren.
  • Minimumvoorraad is de voorraad die nodig is om de levertijd tussen het bestelpunt en de
      aflevering van de bestelling te overbruggen.
  • Veiligheidsvoorraad is een voorraad die afwijkingen in de vraag kan opvangen als die vraag
     groter is dan verwacht tijdens de levertijd.

Slide 10 - Tekstslide

Signaalvoorraad
Het bestelinterval is de tijd tussen twee momenten waarop je kunt bestellen. Als je een keer per twee weken een bestelling kunt plaatsen, dan is het bestelinterval twee weken.

Als het bestelmoment net voorbij is op het moment dat je voorraad het bestelpunt bereikt, moet je voldoende voorraad hebben om het bestelinterval én de levertijd te overbruggen.

Signaalvoorraad = (bestelinterval + levertijd) × afzet + veiligheidsvoorraad
bestelpunt  = (levertijd * afzet) + veiligheidsvoorraad

Slide 11 - Tekstslide

Signaalvoorrad
Ik kan alleen op maandag bestellen, de levertijd zijn 2 dagen  . Ik werk 7 dagen in de week en verkoop 1 artikel per dag. Ik wil een veiligheidsvoorraad aanhouden van 5 stuks. 

Bestelpunt: (2 * 1) + 5 = 8
Signaalvoorraad: (7 +2) * 1+5 = 14

Slide 12 - Tekstslide

Signaalvoorrad
Ik kan alleen op maandag bestellen, de levertijd zijn 2 weken. Ik werk 7 dagen in de week en verkoop 1 artikel per dag. Ik wil een veiligheidsvoorraad aanhouden van 5 stuks. 

Bestelpunt: (2 * 7) + 5 = 19
Signaalvoorraad: (1+2) * 7 + 5 = 26

Slide 13 - Tekstslide

Van een artikel is de levertijd 1 week. De gemiddelde afzet is 30 stuks per week. De veiligheidsvoorraad is 45. Er kan slechts één keer per twee weken besteld worden. Bereken de signaalvoorraad van het artikel.

Slide 14 - Open vraag

Isaak is de eigenaar van een meubelzaak. Hij verkoopt van een bepaalde tafel 150 stuks per jaar. De levertijd van deze tafel is elf weken. Er kan slechts één keer per vier weken worden besteld. De veiligheidsvoorraad is zes. Reken met 50 weken per jaar. Bereken de signaalvoorraad.

Slide 15 - Open vraag

Servicegraad (par. 4.8)
Servicegraad:
  • Is de mate waarin je aan de vraag naar een product kunt voldoen.
  • Druk je uit in procenten.
  • Hoe hoger de servicegraad, hoe meer klanten het product op het
     gewenste moment kunnen kopen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Oefenopgave
  • De artikelgroep bordspellen kent 85 verschillende artikelen. Vlak voor het
     moment van levering blijkt dat er van 7 artikelen geen voorraad meer is. 
  • Er zijn dus nog 78 artikelen te koop. 
  • Vraag: bereken de servicegraad (rond af op één decimaal).

Slide 18 - Tekstslide

Uitwerking oefenopgave
  • Er zijn nog 78 stuks van dit artikel aanwezig.
  • Normaal zijn er 85 stuks van dit artikel in voorraad.
  • Servicegraad is dan 78 : 85 x 100 = 91,8%

Slide 19 - Tekstslide

Servicegraad 100%
  • Bij een servicegraad van 100% zijn dus alle artikelen van een artikelgroep op voorraad en heb
      je geen nee-verkoop.
  • Uit kostenoverweging zal een winkel niet altijd een servicegraad van 100% nastreven. 
  • Voorbeeld:
              - verse broodjes in een supermarkt
              - 's morgens nog een servicegraad van 100%
              - zal aan het einde van de middag minder zijn (worden geen broodjes meer bij gebakken)

Slide 20 - Tekstslide

De werkelijke omzet is € 580.000 en de servicegraad is 93%. Hoeveel bedraagt de mogelijke omzet?

Slide 21 - Open vraag

In een bouwmarkt worden van de artikelgroep spijkers 114 artikelen te koop aangeboden. Op een bepaald moment zijn er 16 artikelen niet meer voorradig. Bereken de servicegraad van deze artikelgroep. Rond je antwoord af op twee decimalen.

Slide 22 - Open vraag

Uitwerking oefenopgave
  • Bij de behaalde omzet van € 580.000 hoort 93%
  • Je wilt weten hoeveel omzet er bij 100% hoort (maximale omzet).
  • Berekening wordt dan € 580.000 : 93 x 100 = € 623.655,91

Slide 23 - Tekstslide

Samenvattend
  • We hebben herhaald wat bestelpunt is en hoe je dit moet berekenen.
  • Jullie hebben geleerd welke vier mogelijkheden je hebt als een artikel out of stock is (niet  
      direct uit voorraad leverbaar is) (par. 4.7)
  • Jullie hebben geleerd wat servicegraad is en hoe je dit moet berekenen (par. 4.8).

Slide 24 - Tekstslide