zww hww kww

welkom bij de les over
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
en 
koppelwerkwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

welkom bij de les over
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
en 
koppelwerkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Spoorboekje
Leesopdracht bespreken
Huiswerk bespreken/ nakijken
Uitleg en oefenen
Zelf maken (eventueel samen)
Evalueren

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je kan in een zin het zelfstandig werkwoord, het hulpwerkwoord en/of het koppelwerkwoord aanwijzen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdwerkwoord
Het hoofdwerkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.

Dit kan een koppelwerkwoord  (in het geval van een naamwoordelijk gezegde)
of 
een zelfstandig werkwoord (in het geval van werkwoordelijke gezegde) zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig werkwoord
Heb je een zin met maar één werkwoord?
Dan is het sowieso het hoofdwerkwoord.
Is dit geen koppelwerkwoord, dan is dit een
zelfstandig werkwoord.

Peter fietst naar huis.
Rohan slaapt nog steeds niet.

Het zelfstandig werkwoord vertelt wat er gebeurt!

Slide 5 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in een zin?
Peter is naar huis gefietst.

Rohan heeft nog steeds niet geslapen.

Het belangrijkste werkwoord is het zelfstandig werkwoord. 
Het andere werkwoord is een hulpwerkwoord.
Twee ww? De pv is altijd hww!

Slide 6 - Tekstslide

Meerdere werkwoorden in een zin?
Er is altijd één hoofdwerkwoord.
ALs dat geen koppelwerkwoord is, is dat het zelfstandig werkwoord.
De rest is dan hulpwerkwoord.

Frank heeft zijn broer niet weten te vinden.

Slide 7 - Tekstslide

Frank heeft zijn broer niet weten te vinden
 belangrijkste werkwoord (hoofdwerkwoord): 'vinden'.
'vinden' is geen koppelwerkwoord
'vinden' is een zelfstandig werkwoord

'heeft' en 'weten' zijn dus hulpwerkwoorden.

Frank heeft (hww) zijn broer niet weten (hww) te vinden (zww).

Slide 8 - Tekstslide

Zww of Hww?
Deze film wordt veel bekeken.
Wordt is een...
A
zww
B
hww

Slide 9 - Quizvraag

Hij zou graag op straat willen spelen.
Spelen is een....
A
zww
B
hww

Slide 10 - Quizvraag

Frank vindt zijn broer niet.
Vindt is een....
A
zww
B
hww

Slide 11 - Quizvraag

Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden geven niet aan dat er iets gebeurt, maar koppelen een eigenschap aan het onderwerp.


Die kinderen zijn rijk.
Veel profvoetballers worden beroemd.
Je vindt een koppelwerkwoord in het naamwoordelijk gezegde.

Slide 12 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde en werkwoordelijk gezegde
In een zin staan werkwoorden.
Meestal gebeurt er iets. Alle werkwoorden in de zin vormen dan samen het werkwoordelijk gezegde.

Hij heeft 5 km gezwommen.
wwg= heeft gezwommen.

Slide 13 - Tekstslide

Maar:
In een zin met een naamwoordelijk gezegde gebeurt niet iets, maar IS iemand (of iets) iets.

De tandarts is ziek.
De voetballer is beroemd.

Ze doen niet iets, maar ze ZIJN iets.

Slide 14 - Tekstslide

Bij een naamwoordelijk gezegde
Gaat het om een eigenschap.

Is er sprake van één van de volgende koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen.

Per zin is er altijd maar één hoofdwerkwoord, dus maar één koppelwerkwoord. De rest is hulpwerkwoord. 

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden van zinnen met een koppelwerkwoord
De planeet Mars lijkt onbewoond. 

Mijn zusje is ziek.

Dat bleek een vergissing.

Slide 16 - Tekstslide

Een lastige: welke zin heeft een naamwoordelijk gezegde en dus een koppelwerkwoord?
A
Hij blijft dit jaar profvoetballer.
B
Hij blijft dit jaar voetballen.

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg:
Hij blijft dit jaar profvoetballer
want:

hij is namelijk iets, hij doet niet iets.

Slide 18 - Tekstslide

Twijfel je of iets een kww is?
Zijn, worden en blijven zijn de belangrijkste koppelwerkwoorden.

Kun je het werkwoord in de zin vervangen door zijn worden of blijven?
De bassist is ziek.
-> De bassist wordt ziek.
-> De bassist blijft ziek.

In de bassist is ziek, is IS dus een koppelwerkwoord.

Slide 19 - Tekstslide

De drummer blijft in het ziekenhuis.
Is 'blijft' een zww of kww?
A
zww
B
kww

Slide 20 - Quizvraag

 checkje:
De zin was: De drummer blijft in het ziekenhuis.

Kun je zeggen: De drummer wordt in het ziekenhuis?
Nee!

Blijft is dus geen kww maar een zww

Slide 21 - Tekstslide

Wat is juist?

Zij is ziek naar huis gegaan.
A
is=hww gegaan=zww
B
is= kww gegaan=zww

Slide 22 - Quizvraag

De rechercheur was ongewapend.

Was=
A
zww
B
kww

Slide 23 - Quizvraag

Als je meerdere werkwoorden in een zin hebt, dan is de persoonsvorm altijd een......

Slide 24 - Open vraag

Noem 5 koppelwerkwoorden

Slide 25 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?
Of heb je een vraag ergens over?

Slide 26 - Open vraag

Leg het verschil uit tussen een koppelwerkwoord en een zelfstandig werkwoord.

Slide 27 - Open vraag

Dat was het voor vandaag
Huiswerk: 
Maken (en nakijken):
Hoofdstuk 2, Grammatica woordsoorten (p.62-63):
1 t/m 2

Slide 28 - Tekstslide

Evaluatie
Kan je in een zin het zelfstandig werkwoord, het hulpwerkwoord en/of het koppelwerkwoord aanwijzen? 

Slide 29 - Tekstslide