Taal thema 3
1 / 16
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Geef een voorbeeld
van een zelfstandig naamwoord
van een zelfstandig naamwoord
Slide 2 - Woordweb
Geef een voorbeeld
van een lidwoord
van een lidwoord
Slide 3 - Woordweb
Geef een voorbeeld
van een verkleinwoord
van een verkleinwoord
Slide 4 - Woordweb
Geef een voorbeeld van een werkwoord
Slide 5 - Woordweb
Geef een voorbeeld van een klinker
Slide 6 - Woordweb
Wat is het werkwoord?
Wij schilderen vandaag een zon.
Wij schilderen vandaag een zon.
A
schilderen
B
vandaag
C
een
D
zon
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Wij schilderen vandaag een zon.
Wij schilderen vandaag een zon.
A
schilderen
B
vandaag
C
een
D
zon
Slide 8 - Quizvraag
Zoek de zelfstandige naamwoorden:
De man rent door het park
De man rent door het park
A
De, man
B
man, rent
C
man, park
D
door, park
Slide 9 - Quizvraag
Zoek het werkwoord
De man rent door het park
De man rent door het park
A
man
B
rent
C
park
D
De
Slide 10 - Quizvraag
Voor een zelfstandig naamwoord kun je De Het of Een zetten
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Wat zijn lidwoorden?
A
Alle werkwoorden samen
B
De, Het en Een
C
Woorden waar je de, het en een voor kunt zetten
Slide 12 - Quizvraag
Welk woord is een samenstelling?
A
fiets
B
deurbel
C
verwarming
D
de wand
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het lidwoord?
De grote aap lacht.
De grote aap lacht.
Slide 14 - Open vraag
Welke klinkers staan er in het woord?
blauw
blauw
Slide 15 - Open vraag
Welke medeklinkers staan er in?
thee
thee
