werken met de grammaticakaart les 2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

werken met de grammaticakaart les 2

Leerdoelen:

• je weet in welke naamval de zinsdelen onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, naamwoordelijk deel van het gezegde en tijdsbepaling staan.
• Je kunt de der- Gruppe en de ein-Gruppe gebruiken
• Je kunt de persoonlijke voornaamwoorden gebruiken.

Wiederholung 

We starten met een kleine herhaling van de vorige les.

Kies steeds het juiste antwoord.

Ich esse ein Eis.
ein Eis

1. 1
2. 3
3. 4

Der Fußballtrainer trägt die Verantwortung

1. 1
2. 3
3. 4

Meine beste Freundin ist jetzt Mutter.
Mutter

1. 1
2. 3
3. 4

Kannst du mir mal erklären was passiert ist?
mir

1. 1
2. 3
3. 4

Das gefällt ______ nicht

1. ich
2. mir
3. mich

Auf wen wartest ______?

1. du
2. dir
3. dich
4. euer

tijdsbepalingen

zonder voorzetsel =+4  jeden Tag

voorzetsel naamval 3 = +3  Seit einem Tag

keuzevoorzetsel = +3 Vor einem Tag

voorzetsel naamval 4 = +4  für einen Teg

am 24. April

1. tijdsbepaling zonder voorzetsel
2. tijdsbepaling + voorzetsel naamval 3
3. tijdsbepaling + keuzevoorzetsel
4. tijdsbepaling + voorzetsel naamval 4

Dordrecht, den 8. Januar 2020

1. tijdsbepaling zonder voorzetsel
2. tijdsbepaling + voorzetsel naamval 3
3. tijdsbepaling + keuzevoorzetsel
4. tijdsbepaling + voorzetsel naamval 4

Ich bleibe bis zum 8. August.

1. tijdsbepaling zonder voorzetsel
2. tijdsbepaling + voorzetsel naamval 3
3. tijdsbepaling + keuzevoorzetsel
4. tijdsbepaling + voorzetsel naamval 4

Geben Sie mir bitte _____ Ausweis (m)
Uw

Ich bewundere ____ sehr für seine Kraft. (hem)

Ich habe _____ Eltern die Geschichte erzählt. (mijn)

_____ Haus ist sehr hellhörig.
( Ons)

Nach dem Unfall hat er _____ Feeundin Blumen geschickt. ( zijn)

Ik heb een vriend in de USA.
( USA mv)

Dhr. Boone leest in de trein graag de krant. ( Zug (m), Zeitung (v)