Feiten, meningen en argumenten

Feiten, meningen en argumenten

Welkom bij Nederlands

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Feiten, meningen en argumenten

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen 
Ik ken het verschil tussen een feit en mening.
Ik weet met welke signaalwoorden ik een mening kan geven.

Slide 2 - Tekstslide

Feiten

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is: 
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.

Slide 3 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een feit

Slide 4 - Woordweb

Meningen en standpunten
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

Slide 5 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een mening

Slide 6 - Woordweb

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers: 
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer meningen of feiten zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is in de volgende zin het argument?

Ik heb een hekel aan de zomer, omdat het dan te heet is.

Slide 8 - Open vraag

Wat is in de volgende zin het standpunt?

Omdat mijn vader altijd zo lekker kookt, vind ik Pasen echt een leuke feestdag.

Slide 9 - Open vraag

Feit of mening?
Ajax is de beste club van Nederland.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quizvraag

Feit of mening?

In Arnhem wonen meer mensen dan in Nijmegen.
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

Wat is betrouwbaarder: een tekst met vooral feiten of vooral meningen?

Slide 12 - Open vraag

Opdracht
"Mobiele telefoons op middelbare scholen zouden verboden moeten worden"

Bedenk:
- Een argument voor eens met de bovenstaande uitspraak.
- Een argument voor oneens met bovenstaande uitspraak.


Slide 13 - Tekstslide

Een argument voor oneens met bovenstaande uitspraak

Slide 14 - Open vraag

Een argument voor eens met de bovenstaande uitspraak

Slide 15 - Open vraag