GYM 1 - Maandag 28-10

Pak je Nieuw Nederlands boek (blz. 53) en schrift
Tafels uit elkaar
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pak je Nieuw Nederlands boek (blz. 53) en schrift
Tafels uit elkaar

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Nakijken: opdracht 4 van Lezen hf 2 (blz. 53) & opdracht 1 & 2 van Lezen hf. 3 (blz. 91 etc.)  
  2. Oefentoets Begrijpend Lezen 
  3. Nakijken oefentoets
  4. Grammatica: werkwoordstijden
  5. Afsluiting klassikaal
  6. Huiswerk & taalvout

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken: 
Opdracht 4 van Lezen hf 2 (blz. 53) (4.6 hoeft niet!) 
Opdracht 1 & 2 van Lezen hf. 3 (blz. 91 ev.)  

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Nog vragen?

Slide 6 - Tekstslide

Oefentoets Begrijpend Lezen
Lees op blz. 86 tekst 1.
Maak opdracht 1 t/m 8 op het proefwerkblad.

Klaar? Leg het blad ondersteboven.
Pak je theorieboekje grammatica erbij. 
  • Lees blz. 12 & 13 (Tijden van de Zin)
  • Ontleed de zinnen van blz. 32 (PV, Onderwerp, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde, hww/zww).
  • Als het je al lukt: zet achter elke zin de tijd!



Slide 7 - Tekstslide

Nakijken!

Slide 8 - Tekstslide

Nakijken: alles van de tafel behalve het boek en een andere kleur pen
Kijk je opdracht goed na
Noteer duidelijk wat GOED is en zet een kruis of vraagteken bij wat fout is/wat je niet weet.

Lever daarna de opdracht in

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Korte pauze!
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordstijden

Slide 12 - Tekstslide

Wat valt je op?
Mevrouw Jeleskovic legt de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic legde de opdracht uit.

Mevrouw Jeleskovic heeft de opdracht uitgelegd.

Mevrouw Jeleskovic had de opdracht uitgelegd.

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordstijden
Een werkwoord kan verschillende 'tijden' hebben. Je gebruikt het ww op verschillende manieren. De manieren hebben een naam: werkwoordstijden

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoordstijden

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan
  • Stap 1: Bepaal het gezegde.

  • Stap 2: Staat er een vorm van hebben of zijn + een voltooid deelwoord in de zin? Dit bepaalt de eerste letter. Voltooid (V) of Onvoltooid (O)

  • Stap 3: In welke tijd staat de persoonsvorm? Dit bepaalt de tweede letter. Tegenwoordig (T) of Verleden (V).

  • Stap 4: Staat er een hulpwerkwoord van zullen in de zin? Dan komt er een extra T (toekomend) bij.
  • Stap 5: Rond af met T voor tijd.

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld
Heb je het huiswerk al gemaakt?

  • Gezegde: heb gemaakt 
  • Heb + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (heb) staat in de tegenwoordige tijd: tegenwoordig (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Hij zou gisteren naar school geweest zijn.

  • Gezegde: zou geweest zijn
  • Zijn + voltooid deelwoord (gemaakt): voltooid (V)
  • De persoonsvorm (zou) staat in de verleden tijd: verleden (V)
  • Er staat een vorm van het hulpwerkwoord zullen in: toekomend (T)
  • Sluit af met een T voor Tijd.
  •  VVTT: voltooid tegenwoordige tijd

Slide 18 - Tekstslide

Ik schrijf een brief.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 19 - Quizvraag

Erik wordt vandaag met de auto naar school gebracht.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 20 - Quizvraag

Toen het ijzelde hebben we op straat geschaatst.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 21 - Quizvraag

Ik zou een brief hebben geschreven.
A
ovt
B
vtt
C
vttt
D
vvtt

Slide 22 - Quizvraag

Het zal zaterdag urenlang sneeuwen.
A
ott
B
ovt
C
ottt
D
ovtt

Slide 23 - Quizvraag

Extra uitdaging!
Maak zelf een zin in de voltooid tegenwoordige toekomende tijd.

Slide 24 - Open vraag

Hoe ging het?

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Theorieboekje grammatica:
  • Lees blz. 12 & 13 (Tijden van de Zin)

  • Ontleed de zinnen 1 t/m 10 van blz 32.                                                                                                                     
(PV, Onderwerp, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde, hww/zww).
Zet achter elke zin de tijd!

Slide 26 - Tekstslide