Vragen over 12.1 t/m 12.4

Herhaling 12.1 t/m 12.5
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 12.1 t/m 12.5

Slide 1 - Tekstslide

Waarom reageert het ademcentrum op een lage pH?
A
dat is gevaarlijk, de zuren moeten worden uitgeademd
B
een lage pH wordt veroorzaakt door een laag O2 gehalte
C
een lage pH wordt veroorzaakt door een laag CO2 gehalte
D
een lage pH wordt veroorzaakt door een hoog CO2 gehalte

Slide 2 - Quizvraag

Bij reanimatie wordt mond op mond beademing toegepast. Welke factor van de wet van Fick wordt hiermee verhoogd / verlaagd?
A
De diffusiecoëfficiënt wordt groter
B
De diffusieafstand wordt kleiner
C
Het concentratieverschil wordt groter
D
Het diffusieoppervlak wordt groter

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Asbest kan asbestose veroorzaken, een ziekte waarbij extra bindweefsel wordt aangemaakt in de luchtwegen. In de longen van een patiënt zijn een aantal factoren verslechterd. Wat gebeurt er NIET?
A
De hoeveelheid ververste lucht in de longblaasjes wordt kleiner
B
De diffusieafstand wordt kleiner
C
Het concentratieverschil wordt kleiner
D
Het diffusieoppervlak wordt kleiner

Slide 5 - Quizvraag

Wet van Fick

Slide 6 - Tekstslide

Ademprikkel
Regelcentrum: ademhalingscentrum in de hersenstam
Norm: divers
Receptoren: rek in de longen en spieren, druk in RK,
chemoreceptoren voor O2, CO2 en pH in aortaboog en halsslagader 
Effector: ademhalingsspieren
Effect: ademfrequentie, ademvolume

Slide 7 - Tekstslide

Rib/Borst ademhaling

Slide 8 - Tekstslide

Middenrif/buik ademhaling

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke factor neemt het meeste af bij een klaplong?
A
Het restvolume
B
de vitale capaciteit
C
het inademings-reservevolume
D
het uitademings-reservevolume

Slide 11 - Quizvraag

Als iemand met een klaplong inademt, wordt de ingeklapte long niet meer uitgerekt.
Welke spieren trekken bij een normale inademing samen?
A
middenrifspieren en hartspier
B
buikspieren en middenrifspieren
C
buikspieren en tussenribspieren
D
middenrifspieren en tussenribspieren

Slide 12 - Quizvraag

De osmotische waarde van urine kan enorm verschillen van dag tot dag. Je bloed heeft altijd zo'n beetje dezelfde osmotische waarde. Hoe komt dat?
A
Omdat je nieren geen homeostase kennen
B
Omdat er geen factoren zijn die de osmotische waarde van bloed beïnvloeden
C
Omdat de normwaarde van osmotische waarde voor urine varieert
D
Omdat de nieren het bloed rond de normwaarde voor osmotische waarde houden

Slide 13 - Quizvraag

Welke van deze hormonen heb invloed op nierfunctie:
1. Testosteron; 2. Aldosteron; 3. ADH; 4. Renine; 5. Progesteron; 6. Angiotensine (BINAS tabel D)
A
1,2,5
B
2,4,6
C
2,3,4,6
D
Allemaal

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Een survivaltocht
Op 14 april 1994 verdwaalde de Italiaanse hardloper Mauro Prosperi tijdens een meerdaagse toch door de Sahara. Pas na negen dagen werd hij door de bedoeïenen gevonden. Medich-biologen waren er verbaasd over dat hij zonder water en voedsel zo lang had kunnen overleven. Ze ondervroegen hem over zijn gedrag. Hij bleek zeer verstandig te zijn omgegaan met zijn water- en energiehuishouding.

Slide 16 - Tekstslide

In welk gedeelte van een neuron (niereenheid) werd ervoor gezorgd dat Prosperi zo veel mogelijk water uit de voorurine terugresorbeerde, zodat hij slechts kleine hoeveelheden urine produceerde?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In het nierbuisje
D
In de glomerulus

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Wat voor lichaamskleur heeft iemand die een leveraandoening heeft?
A
blauw
B
rood
C
geel
D
wit

Slide 19 - Quizvraag

Bilirubine is een gele stof die ontstaat bij afbraak van rode bloedcellen in de lever. Bij mensen met geelzucht komt de bilirubine vanuit de lever in het bloed terecht. De stof wordt door de leverader afgevoerd.

In welk bloedvat komt het bloed uit de leverader dan als eerste terecht?
A
in de aorta
B
in de bovenste holle ader
C
in de onderste holle ader
D
in de longader

Slide 20 - Quizvraag

Welke letter voert bloed uit de lever af? (leverader)
A
Q
B
R
C
S
D
Deze is niet getekend

Slide 21 - Quizvraag