Herhaling 1.3 en 1.4

Herhaling 
Cursus 1.3 & 1.4 
Wat is er te koop?  &  Is je protomonee goed gevuld? 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 
Cursus 1.3 & 1.4 
Wat is er te koop?  &  Is je protomonee goed gevuld? 

Slide 1 - Tekstslide

planning 
Herhaling 
zelfstandig aan het werk ---> Test jezelf
Nakijken 

Slide 2 - Tekstslide

Consumeren
Het kopen van goederen en diensten door consumenten om om hun behoeften te voorzien.

Je consumeert op het moment dat je iets koopt, niet als je het opeet.

Slide 3 - Tekstslide

Producten
Producten zijn goederen en diensten die je kunt kopen om in je behoeften te voorzien.

Goederen zijn tastbare producten, zoals eten, kleding, een fiets, etc.
Diensten kunnen door iemand geleverd worden, denk aan het knippen van je haar, een taxirit naar huis, een vliegreis naar je vakantiebestemming.

Slide 4 - Tekstslide

Goederen of diensten? 

Slide 5 - Tekstslide

Sleep de afbeeldingen naar het juiste begrip.
Goederen
Diensten

Slide 6 - Sleepvraag

Reclame
Reclame

Slide 7 - Tekstslide

Wat denk je dat een bestedingspatroon is?
A
De manier waarop je je geld uitgeeft
B
Wanneer je je geld uitgeeft
C
Wat je overhoudt om uit te geven

Slide 8 - Quizvraag

Bestedingspatroon
  • = De manier waarop iemand geld uitgeeft.

Patronen verschillen door:
  • Leeftijd
  • Geslacht
  • Smaak
  • Interesses
  • Cultuur
  • Godsdienst enzovoort

Slide 9 - Tekstslide

Beïnvloeding
Sociaal
  • vrienden 
  • kennissen 
  • familie

Commercieel
  • verkoper en reclame

Slide 10 - Tekstslide

Koppel de plaatjes aan de juiste begrippen
Commerciële beïnvloeding
Sociale beïnvloeding

Slide 11 - Sleepvraag

Isabel wil dezelfde smartphone als haar vriendin. Hier is sprake van ..........
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
C
Bestedingspatroon
D
Nibud

Slide 12 - Quizvraag

Lenen
lenen is geld gebruiken waar je zelf niet over beschikt. Dit doe je bij een bank. 

Slide 13 - Tekstslide


3,2% rente over €160 is
A
51.20
B
5.20
C
5.12
D
52.00

Slide 14 - Quizvraag


2,4% rente over €1.590
A
34.20
B
31.95
C
31.20
D
38.16

Slide 15 - Quizvraag

de vergoeding die je betaalt voor een lening noemen we rente
de terugbetaling van de lening noemen we aflossing
de aflossingsverplichting van het komende jaar wordt opgenomen onder het kort vreemd vermogen
Een crediteur is een leverancier die we nog moeten betalen. Het product of de dienst is al wel geleverd. 
Een debiteur ontstaat als een klant niet betaalt bij levering van de dienst of goederen. Hij koopt op rekening. De debiteur wordt opgenomen onder de vlottende activa. 
het eigen vermogen is gelijk aan de bezittingen minus de schulden. Het kan dus positief en negatief zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Berkan wil een nieuwe televisie kopen. Hij ziet een mooie tv en spreekt met de verkoper af dat hij in termijnen gaat betalen.
Van welke kredietvorm maakt Berkan gebruik?
A
consumptief krediet
B
doorlopend krediet
C
persoonlijke lening
D
koop op afbetaling

Slide 17 - Quizvraag

Primaire behoeften zijn ...
A
de noodzakelijke behoeften
B
de luxe behoeften

Slide 18 - Quizvraag

Behoeften verdeel je in
A
Primaire en basis behoeften
B
Basis en Luxe behoeften

Slide 19 - Quizvraag

Noem minimaal 3 primaire behoeften

Slide 20 - Open vraag

Waarom inkomensverschillen?

Slide 21 - Woordweb

Aan de slag 
Samenvatting maken. 


Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
opdr 7 t/m 13 
blz 35 & 36

Slide 23 - Tekstslide