Thema 5 - Zeevaarders Quiz

Thema 5 - Zeevaarders Quiz
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Thema 5 - Zeevaarders Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een tropisch klimaat?
A
Koude winters en warme zomers
B
Hoge temperaturen het hele jaar door

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zone heeft een klimaat dat niet superwarm of superkoud wordt?
A
De gematigde zone
B
De poolzone

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is typisch een woestijnklimaat?
A
Weinig neerslag en hoge temperaturen
B
Veel neerslag en lage temperaturen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een kenmerk van een zeeklimaat?
A
Extreem koude winters
B
Zachte winters en koele zomers

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is een hittegolf weer of klimaat?
A
Klimaat
B
Weer

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van weer?
A
Regen vandaag
B
Gemiddelde neerslag per jaar

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de grachtengordel?
A
Deel van Amsterdam uit de 17e eeuw
B
Een park in de stad

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een stadhouder?
A
Hoofd van de Staten-Generaal
B
Vertegenwoordiger van de vorst

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent investeren?
A
Geld besparen voor de toekomst
B
Geld besteden om winst te maken

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is werkgelegenheid?
A
Mogelijkheid voor betaald werk
B
Een type economische investering

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Columbus wist zeker dat hij Azië kon bereiken door naar het westen te varen. Dit deed hij. In 1492 kwam hij aan land en dacht in Indië te zijn, maar in werkelijkheid was hij in ....
A
Kaap de Goede Hoop
B
Zuid-Afrika
C
de Caraïben
D
India

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie ontdekte dat Columbus niet West-Indië had ontdekt, maar een nieuw continent?
A
Amerigo Vespucci
B
Bartholomeus Diaz
C
Vasco da Gama
D
Christoffel Columbus

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom wordt de "Gouden Eeuw" de GOUDEN eeuw genoemd?
A
Doordat de Nederlanden erg veel verdiend hebben in deze eeuw.
B
In de kunst werd erg veel goud gebruikt.
C
Deze eeuw was Nederland leidend op veel gebieden. Bijvoorbeeld sport.
D
Er was goud gevonden in Amerika

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een gevolg van de ontdekkingsreizen voor de Indianen?
A
Zij konden een groot rijk stichten door de nieuwe Europese wapens.
B
De indianen werden rijk van de handel met Europeanen
C
de indianen werden als slaaf naar plantages in Afrika gebracht
D
de indianen kregen last van Europese ziektes en veel indianen stierven daar aan.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De republiek werd bestuurd door regenten. Regenten zijn....
A
machtige burgers uit rijke koopmanfamilies
B
machtige edellieden die veel handelden
C
mensen van adel met veel geld
D
een koning zoals Willem van Oranje

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke ontdekkingsreiziger maakt als eerste een tocht om de wereld?
A
Columbus
B
Vasco da Gama
C
Magelhaen
D
Amerigo Vespucci

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stukje van de driehoekshandel mist hier? Geld en Wapens uit Europa, Slaven uit Afrika
A
Kruiden en specerijen uit Azië
B
Slaven uit Australië
C
Suikerriet, Koffie en Tabak uit Amerika
D
Drank uit Rusland

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De VOC had het alleen recht om specerijen te verhandelen. Welk begrip hoort hier bij?
A
Aandelen
B
Monopolie
C
Regenten
D
Driehoekshandel

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom versloeg Hernan Cortés de inheemse volkeren met gemak?
A
Ze hadden meer specerijen
B
Door het geloof
C
Hadden betere wapens
D
Ze namen ziektes mee

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent kolonialisme?
A
Handel drijven met andere landen
B
Het veroveren van grondgebied buiten de eigen grenzen
C
Een samenwerkingsovereenkomst tussen landen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 21 - Quizvraag

Het juiste antwoord is antwoord b: Het veroveren van grondgebied buiten de eigen grenzen.

Wat was het doel van de ontdekkingsreizen
A
De wereld verkennen
B
een nieuwe route naar Azië te vinden
C
Specerijen kopen
D
bewijzen dat de wereld niet plat was

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgorde van de driehoekshandel is...
A
Afrika - Amerika - Europa
B
Europa -Afrika - Amerika - Europa
C
Amerika - Afrika - Europa - Amerika
D
Europa - Afrika - Europa -Amerika

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontdekkingsreizigers bouwden in Azië vooral handelsposten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat de afkorting WIC voor?
A
Waren Indië Compagnie
B
Westerse-Indische Compagnie
C
West-Indonesische Compagnie
D
West-Indische Compagnie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Staten-Generaal ...
A
vergaderen de gewesten
B
vergadert het volk
C
vergaderen de gewesten met de koning

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is een klimaatgebied een groot gebied?
A
Nee, het is altijd hetzelfde weer.
B
Ja, het weer lijkt op elkaar.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hebben loofbomen altijd bladeren?
A
Nee, ze verliezen hun bladeren.
B
Ja, ze zijn altijd groen.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Regent het altijd in een tropisch klimaat?
A
Ja, het regent in alle seizoenen.
B
Nee, het regent nooit.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de seizoenen zijn er dus omdat:
A
de aarde draait
B
de aarde rond is
C
de aarde scheef staat
D
de aarde om zon draait

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lodewijk XIV was een:
Lodewijk XIV was een 
A
absolute vorst
B
verlicht absolute vorst
C
een keizer
D
zonnekoning

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor plantenzone is
hier te zien?
A
Loofbos
B
Naaldbos
C
Steppe
D
Tropisch regenwoud

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de evenaar is het?
A
Warm
B
Koud

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het op het noordelijk halfrond zomer is, dan is het op het zuidelijk halfrond...?
A
Herfst
B
Winter
C
Lente
D
Zomer

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de evenaar?
A
de grootste lengtecirkel
B
de kleinste breedtecirkel
C
de lijn die de aarde in noord en zuid verdeelt
D
de lijn die de aarde in oost en west verdeelt

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de aardas?
A
Denkbeeldige lijn door de aarde, waar de aarde omheen draait.
B
Dat is de as waarmee de aarde om de zon draait
C
De aardas ontstaat na verbranding van stoffen op aarde
D
De as waar de maan draait om de aarde

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk werelddeel bevindt zich zowel op het noordelijk halfrond als op het zuidelijk halfrond, op het westelijk halfrond en op het oostelijk halfrond?
A
Europa
B
Azië
C
Australië (Oceanië)
D
Afrika

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Breedteligging is...
A
De afstand vanaf de noordpool
B
Hoe breed een land is
C
De afstand vanaf de zuidpool
D
De afstand tot de evenaar

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is neerslag?
A
Hagel, regen en sneeuw
B
Wind, storm en hagel
C
Wind, neerslag en temperatuur
D
Wind neerslag en mist

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn klimaatgebieden?
A
Vijf grote gebieden op aarde waarin het weer op elkaar lijkt
B
Dat zijn gebieden waar het weer veel verandert in een jaar
C
Die bestaan niet

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lodewijk XIV was de....
A
Koning van Spanje
B
Keizer van Frankrijk
C
Koning van Frankrijk
D
Belangrijkste man in België

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN plantenzone?
A
duinen
B
steppe
C
toendra
D
tropisch regenwoud

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wel een plantenzone?
A
gebieden met dezelfde planten en bomen
B
gebieden met dichtgegroeid bos met veel soorten planten
C
gebieden met wat struiken en gras
D
gebieden met allerlei verschillende soorten planten en bomen

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies