3A - chap 3 - source BC

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

le lundi 15 février 2021

Schaatsen

• Wat is schaatsen in het Frans?
•  faire du patinage / patiner
• Wie van jullie heeft geschaatst in de afgelopen dagen?

programme

- huiswerk gelukt? Vragen?

- texte B 

- grammaire C

Texte B - page 37 (TB) - 

Vergelijk jezelf met Hugo uit tekst B. 

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen jou en Hugo? Schrijf er minstens 7 op (1 bij de inleiding en 2 per alinea).

Bijvoorbeeld: - Hugo studeert in Zwitserland. Ik wil later ook graag in het buitenland studeren.

- Hugo wil later werken in 'hospitality'. Dat is niets voor mij.

overeenkomst/verschil - inleiding

overeenkomst/verschil - alinea 1

overeenkomst/verschil - alinea 2

overeenkomst/verschil - alinea 3

Futur simple 

Wat is het? 

Futur simple

• Toekomende tijd
• In het Nederlands gebruik je zullen

Par exemple: Ik zal geven  --> je donnerai

Futur --> stam = hele werkwoord

Je         mangerai               Valt er iets op aan de uitgangen?

Tu         mageras

Il           mangera

Nous    mangerons

Vous     mangerez

Ils          mangeront

De uitgangen lijken op  avoir

Je       mangerai 

Tu       mageras

Il          mangera

Nous mangerons

Vous mangerez

Ils       mangeront

Klik de zin aan waarin de "futur simple" gebruikt wordt!

1. Je vais boire du lait
2. Je partirai à Amsterdam
3. Je mange des légumes
4. Je veux bien avoir une pomme

jij zult kiezen

1. tu choise
2. tu choisis
3. tu choisiras
4. tu choisissais

Vertaal de volgende zin:
'jullie zullen eten.'

Le futur simple & onregelmatige werkwoorden

je serai                                            de uitgangen zijn hetzelfde als

tu seras                                           bij regelmatige ww.

il sera

nous serons

vous serez

ils seront

Le futur simple & onregelmatige werkwoorden

être        --> je serai                                      Bladzijde 38 tekstboek

avoir      --> j'aurai

faire       --> je ferai

aller        --> j'irai

pouvoir  --> je pourrai 

vouloir   --> je voudrai

venir       --> je viendrai   

devoir    --> je devrai

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Ils manger.............

J'ir.............

Elle prendr................

Vous pourr.........................

ai

ont

ez

a

Futur simple:
elle ..........(avoir)

1. elle avoira
2. elle aura
3. elle sera

Futur simple:
Nous ........ (aller)

1. Nous allerons
2. Nous aurons
3. nous irons
4. nous allons

Futur simple:
Ils .......... (faire)

1. Fairent
2. fairont
3. font
4. feront

Futur simple:
Nous .................... (faire)

1. allez faire
2. fairons
3. ferons

les devoirs pour la prochaine fois

apprendre             voca AB + sources CD

                                   oefen ook de uitspraak van de phrases-clés

faire                          exercice 18b (on line)