Hoofdstuk 13 Dwangmiddelen tegen voorwerpen

HOOFDSTUK 12

DWANGMIDDELEN TEGEN VOORWERPEN
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

HOOFDSTUK 12

DWANGMIDDELEN TEGEN VOORWERPEN

Slide 1 - Tekstslide

Log in en laat even weten...
Hoe zit je er bij?

Slide 2 - Poll

Wat heb je de vorige les geleerd?
Wat een fouillering ter waarheidsvinding is
Wie mogen welke soorten fouillering uitvoeren
Wanneer je een waarheidsvinding fouillering mag doen
Wie mogen fouilleren ter vaststelling van de identiteit
Wanneer je mag fouilleren ter vaststelling van de identiteit
Wat wordt bedoeld met: 'Jasje, tasje, dashboardkastje'


Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je na deze les?
Wat wordt bedoeld met inbeslagneming
Wat de voorwaarden zijn om iets in beslag te mogen nemen
Wanneer een voorwerp vatbaar is voor inbeslagneming
Wanneer je bevoegd bent om iets in beslag te nemen


Slide 4 - Tekstslide

Opdracht
Lees paragraaf 13.2 goed door.
Sleep in de volgende dia het sleeponderdeel naar het juiste sleepdoel.

Slide 5 - Tekstslide

Eigenaar
Bezitter
Houder
Degene die het voorwerp gekocht of gekregen heeft.
Als iemand een goed heeft, dat hij voor zichzelf houdt.
Als iemand een goed heeft, waarvan hij geen bezitter en ook geen eigenaar is.
meest omvattende recht op een zaak
Rechthebbende te zijn totdat het tegendeel is aangetoond
Bezitter die het eigendomsrecht van de ander erkent

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Waar denk je aan bij inbeslagname?

Slide 8 - Open vraag

Inbeslagneming (IBSN)
Art 134 WvSv.: 
Het onder zich nemen of gaan houden van een voorwerp t.b.v. strafvordering
Jurisprudentie HR.:
vrije beschikking voorwerp bij de ander opgeheven en  het voorwerp onder de macht van de ambtenaar is
IBSN = een daad 
de mededeling = onvoldoende
‘Veiligstellen voor onderzoek’ ? = ook inbeslagneming



Slide 9 - Tekstslide

Wanneer is een voorwerp vatbaar?
Een voorwerp is vatbaar als er een
vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is of wordt gepleegd en
er een verband is te leggen tussen dit voorwerp en het strafbare feit.

Slide 10 - Tekstslide

Vatbaar ( art. 94 WvSv)
1. Waarheid aan de dag:
     om te bewijzen dat een verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
     2. Wederrechtelijk verkregen voordeel aantonen:
     goederen (of andere voordelen) die gekocht zijn met 'zwart' (crimineel) geld.
    3. Verbeurdverklaring:
     een voorwerp dat door de verdachte gebruikt is om het strafbare feit te plegen, bv een auto. Verbeurdverklaring is bijkomende straf. In meeste gevallen word het goed dan verkocht.
    4. Onttrekking aan het verkeer:
     een maatregel die de rechter kan uitspreken als het bezit van een voorwerp in strijd is met de wet of het algemeen belang, zoals wapens of drugs. Worden meestal vernietigd.

Slide 11 - Tekstslide

2 vragen bij IBSN
1. Is het voorwerp VATBAAAR voor inbeslagname

2. Ben ik BEVOEGD tot inbeslagname

Slide 12 - Tekstslide

BEVOEGDHEID
WIE MOGEN INBESLAGNEMEN?
1. Opsporingsambtenaar ( A.O en BOA)
2.Moet om een verdachte gaan 
3. Staande/aangehouden VD (heterdaad/buiten heterdaad)
4. Voorwerp moet vatbaar zijn voor ibsn
5. De VD moet het voorwerp met zich meevoeren (kan ook in de auto)

Slide 13 - Tekstslide

Een burger mag nooit iets in beslag nemen!
Geschiedt de aanhouding door een ander dan een opsporingsambtenaar, dan
levert deze de aangehoudene onverwijld aan een opsporingsambtenaar over,
onder afgifte aan deze van bij de verdachte aangetroffen voorwerpen.

Slide 14 - Tekstslide

In beslag nemen en plaatsen betreden
De opsporingsambtenaar is bevoegd tot het in beslag nemen van vatbare voorwerpen en daartoe alle plaatsen te betreden
*Geen verdachte nodig
Wel heterdaadsituatie
Of anders een verdenking van een VH-feit 67-1
Alle plaatsen = ook de woning (toestemming of machtiging)
Betreden = zoekend rondkijken en niet doorzoeken
Bevoegd te bevriezen in afwachting RC/ OvJ
= Ordemaatregelen ter ‘bescherming’ vatbare zaken
= Kunnen de vrijheid van personen beperken




Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

 Doorzoeken vervoermiddelen

Slide 17 - Tekstslide

Uitlevering voorwerpen bevelen ter inbeslagneming
Uitsluitend bij VH-feiten
Het bevel:
Gericht aan de vermoedelijke houder
Mondeling (in PV) of schriftelijk
Bij weigering = bevriezen en later doorzoeken
De houder pleegt bij weigering het misdrijf art. 184 WvSr.
Mag niet aan de verdachte worden gegeven
Aan dit bevel hoeven niet te voldoen:
verschoningsgerechtigden (familie) en geheimhouders
persoon die door uitlevering zelf verdachte wordt
De verdachte mag wel verzocht worden uit te leveren




Slide 18 - Tekstslide

Afhandeling inbeslaggenomen voorwerpen
Na het in beslag nemen:
Zoveel mogelijk - bewijs van ontvangst
Altijd KvI - t.b.v. afhandeling voorwerp
Afhandeling voorwerpen (geen strafvorderlijk belang meer)
Teruggave aan degene bij wie in beslag genomen is
Voormalige bezitter (beslagene) = vermoed rechthebbende te zijn van een goed totdat het tegendeel is aangetoond
Afstandsverklaring = schriftelijk t.o.v. (B)OA of RC
Na afstand = HulpOvJ of OM beslissen:
naar redelijkerwijs rechthebbende persoon
bewaren door een aangewezen bewaarder



Slide 19 - Tekstslide

Wanneer is een voorwerp vatbaar voor inbeslagname?
A
Om de waarheid aan de dag te kunnen brengen
B
Om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te kunnen tonen
C
Om onttrokken te kunnen worden aan het verkeer
D
Om verbeurd te kunnen worden verklaard

Slide 20 - Quizvraag

Je krijgt een melding van een inbraak in een woning. Ter plaatse vindt je een koevoet die waarschijnlijk door de dader(s) is gebruikt om de deur open te breken. Op grond waarvan is de koevoet vatbaar voor inbeslagname?
A
Wederrechtelijk verkregen voordeel
B
Waarheid aan de dag brengen
C
Verbeurd verklaren
D
Onttrekken aan het verkeer

Slide 21 - Quizvraag

Tijdens een dienst betrap je op heterdaad een drugsdealer. Je neemt zijn 3 mobiele telefoons en zijn drugs in beslag. Op grond waarvan zijn deze vatbaar?
A
Drugs = wederrechtelijk verkregen voordeel. Telefoons = waarheidsvinding
B
Drugs = waarheidsvinding. Telefoons = onttrekking uit het verkeer.
C
Drugs = verbeurd verklaring. Telefoons = wederrechtelijk verkregen voordeel
D
Drugs = onttrekking uit het verkeer. Telefoons = waarheidsvinding

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn 'ernstige bezwaren'?
A
Dat je het zeker weet (op heterdaad)
B
Méér dan een redelijk vermoeden
C
Hetzelfde als een redelijk vermoeden
D
Dat iets misschien zo is

Slide 23 - Quizvraag

De bewoner van een woning kan gedwongen worden in bv de woonkamer te blijven terwijl de opsporingsambtenaar wacht op de RC.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Tijdens een verkeerscontrole, zie je in de asbak van de auto die je controleert een joint liggen. Mag je nu de auto doorzoeken?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Een verdachte is voor de 3e keer gepakt voor het rijden onder invloed van drugs. Wat voor bijkomende straf kan een rechter opleggen?
A
Na de waarheidsvinding wordt de auto vernietigd
B
Auto wordt onttrokken uit het verkeer
C
Verbeurdverklaring van de auto

Slide 26 - Quizvraag

Bij wie kan een voorwerp in beslag worden genomen?
A
Alleen bij een staande gehouden verdachte
B
Bij een verdachte
C
Alleen bij een aangehouden verdachte
D
Bij een ieder

Slide 27 - Quizvraag

Maakt het nog uit of diegene de eigenaar, bezitter of houder is?
A
Ja dat maakt zeker uit
B
nee dat maakt niets uit

Slide 28 - Quizvraag

Mag de opsporingsambtenaar elke plaats betreden om vatbare voorwerpen in beslag te nemen?
A
JA
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

VOLGENDE LES
LEES HOOFDSTUK 13 NOG EEN KEER DOOR
LEES HOOFDSTUK 14

Slide 30 - Tekstslide

JE TOEKOMST VERANDERT MET ELKE KEUZE DIE JE VANDAAG MAAKT

Slide 31 - Tekstslide