week 2 les 5
hij rijdt
v.t. hij..........
v.t. hij..........
1 / 16
Onderdelen in deze les
hij rijdt
v.t. hij..........
v.t. hij..........
Slide 1 - Open vraag
ik spied
v.t. ik...........
v.t. ik...........
Slide 2 - Open vraag
oma verwacht
v.t. oma..........
v.t. oma..........
Slide 3 - Open vraag
zij waxt
v.t. zij.......
v.t. zij.......
Slide 4 - Open vraag
ontleden
t.t. ik............
t.t. ik............
Slide 5 - Open vraag
ontleden
t.t. Tim............
t.t. Tim............
Slide 6 - Open vraag
ontleden
t.t.............je?
t.t.............je?
Slide 7 - Open vraag
ontleden
t.t.............je vader?
t.t.............je vader?
Slide 8 - Open vraag
luiden
t.t. ik............
t.t. ik............
Slide 9 - Open vraag
luiden
t.t. Tim............
t.t. Tim............
Slide 10 - Open vraag
luiden
t.t. ............je?
t.t. ............je?
Slide 11 - Open vraag
luiden
t.t. ............je vader?
t.t. ............je vader?
Slide 12 - Open vraag
benijden
t.t ik..............
t.t ik..............
Slide 13 - Open vraag
benijden
t.t Tim..............
t.t Tim..............
Slide 14 - Open vraag
benijden
t.t .........je?
t.t .........je?
Slide 15 - Open vraag
benijden
t.t .........je vader?
t.t .........je vader?
