V4 Lektion 5+6

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Freitag, den 24. März

* TP 4 grammatica (voegwoorden/naamvallen)

Werkwoordvolgorde in de bijzin

In Lektion 5 en 6 komen we veel voegwoorden tegen. Na een voegwoord start een bijzin.

* Er unterstützt seine Mannschaft, weil sie gewinnen soll.

* Er unterstützt seine Mannschaft, damit sie gewinnt.

Waar staat de persoonsvorm in de bijzin?

in de bijzin staat de persoonsvorm

1. aan het begin
2. aan het eind.
3. kan overal staan

Juist. De persoonsvorm staat in de bijzin dus altijd achteraan.

Nog een voorbeeld

Chris hat Angst für Tests, obwohl er ein guter Schüler ist.

De bijzin kan trouwens ook aan het begin van een zin staan:

Obwohl er ein guter Schüler ist, hat Chris Angst für Tests.

Wat is hier de bijzin?

Christine will Abitur machen, damit sie ein Medizinstudium machen kann.

1. Christine will Abitur machen
2. damit sie ein M. machen kann

Weil sie sich informieren will, liest Miriam die Zeitung.

1. Weil sie sich informieren will
2. liest Miriam die Zeitung.

Elina schickt ihrer Oma viele Emails, obwohl Oma nie antwortet.

1. Elina schickt ihrer Oma viele Emails
2. obwohl Oma nie antwortet.

Gezegde in de bijzin

Het gezegde kan uit meer elementen bestaan dan alleen de persoonsvorm: 

 Sie ist wütend, weil er ihr keinen Geschenk gegeben hat.

Er macht sich sorgen, weil er sie nicht finden kann.

Kent het gezegde meerdere elementen? Draai deze dan om ten opzichte van het Nederlands:

Zij is boos, omdat hij haar geen kado heeft gegeven.

 Sie ist wütend, weil er ihr keinen Geschenk gegeben hat.

(De PV komt dus achteraan!)

Welke volgorde moet de bijzin hebben?

Er kauft ihr ein Geschenk,

1. weil sie Geburtstag hat.
2. weil sie hat Geburtstag.
3. weil Geburtstag sie hat.

Er hasst sie manchmal,

1. obwohl sie sind Freunde.
2. obwohl sie Freunde sind.
3. obwohl Freunde sie sind.

Er will den Brief behalten,

1. weil ihn er hat gefunden.
2. weil er ihn hat gefunden.
3. weil er ihn gefunden hat.

A.Finalsätze (= bijzin die een doel aangeeft)

weil: (=omdat) PV aan het einde!

Er unterstützt seine Mannschaft, weil sie gewinnen soll.

   damit: (=opdat, zodat) PV aan het einde!

Onderwerp in de hoofd- en bijzin zijn verschilend.

     Karin nimmt an Wettkämpfen teil, damit andere sie bewundern.

um … zu: (=om te) werkwoord aan het einde!

Onderwerp in de hoofd- en bijzin moeten hetzelfde zijn!!!

Er geht ins Stadion um seine Mannschaft zu sehen.

Dus niet: Er geht ins Stadion, damit er seine Mannschaft sieht.

Er benutzt Aftershave,

1. damit er gut riecht.
2. um gut zu riechen.

Sie gehen zum Fussballspiel,

1. damit sie die Mannschaft unterstützen können
2. um die Mannschaft zu unterstützen.

Er trägt eine Brille

1. um intelligent auszusehen.
2. damit er intelligent aussieht.

B. Konzessive Sätze (= een bijzin waarin een tegenstelling uitgedrukt wordt)

obwohl (hoewel): bijzin, dus PV aan het einde!

Chris hat Angst vor Tests, obwohl er ein guter Schüler ist.

           Obwohl er ein guter Schüler ist, hat Chris Angst vor Tests.

 trotzdem (toch, desondanks): hoofdzin, trotzdem staat voor of achter PV

Chris ist ein guter Schüler. Trotzdem hat er Angst vor Tests.

Chris ist ein guter Schüler. Er hat trotzdem Angst vor Tests.

C.Temporale Konjunktionen (=starten een bijzin die een volgorde van tijd uitdrukt)

 PV aan het einde!

leer deze voegwoorden

wenn        = wanneer, indien, als

als              = toen

während  = terwijl

bevor         = voordat

nachdem = nadat

(Het kennen van de functies (KB, S. 69) is belangrijk, maar werkt in het Duits en NL eigenlijk hetzelfde.)

Naamvallen - herhaling

Hast du dich mit dein___ Freundin gestritten?

1. deinem
2. deine
3. deiner

Sarah schrieb ihr___ Onkel einen Brief.

1. ihrem
2. ihrer
3. ihren

Hast du ein Geschenk für unser___ Tante gekauft?

1. unserer
2. unsere
3. unserem

Naamvallen in de toets

Je kunt de Der-groep + Ein-groep toepassen (schema krijg je er niet bij).

Je kent de voorzetsels met vaste 3e naamval.

Je kent de voorzetsels met vaste 4e naamval.

Für nächsten Freitag

Leer het werkwoord "werden" (tegenwoordige tijd + verleden tijd) + lezen uit Drüben (zie Magister)

Vrijdag herhalen we in de les passieve zinnen.