HAVO1 Bezittelijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Pak je boek, aantekeningenschrift en pen!

Le but d'aujourd'hui

 

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans toepassen.

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?

1. Ik heb een grote hond.
2. Ik heet Jan.
3. Dat zijn mijn ouders.
4. Heb jij een nieuwe fiets?

Bezittelijk voornaamwoord

JOUW hond

JULLIE huis

ONZE vrienden

HAAR auto

etc.

Neem de volgende tabel over!

	voor mannelijke woorden (le)	voor vrouwelijke woorden (la)	voor meervoudswoorden (les)
Mijn
Jouw
Zijn/Haar
Ons/Onze
Jullie/Uw
Hun

Neem de volgende tabel over!

	voor mannelijke woorden (le)	voor vrouwelijke woorden (la)	voor meervoudswoorden (les)
Mijn	MON	MA	MES
Jouw
Zijn/Haar
Ons/Onze
Jullie/Uw
Hun

En in het Frans?

"Mijn" heeft 3 betekenissen:

voor mannelijke woorden (le)	voor vrouwelijke woorden (la)	voor meervoudswoorden (les)
MON	MA	MES
le stylo	la maison	les parents
C'est mon stylo.	C'est ma maison.	Ce sont mes parents.

En de andere personen?

	voor mannelijke woorden (le)	voor vrouwelijke woorden (la)	voor meervoudswoorden (les)
Mijn	MON	MA	MES
Jouw	TON	TA	TES
Zijn/Haar	SON	SA	SES
Ons/Onze
Jullie/Uw
Hun

Attention!

Dat is zijn zus.

C'est ________ soeur.

Wat is hier het juiste bezittelijke voornaamwoord?

Kijk in je schema!

Attention!

Dat is zijn zus.

C'est SA soeur.

Want:

(1) zijn/haar = SON - SA - SES

(2) zus = een vrouwelijk woord (LA soeur)

Dus: SA

Et maintenant?

Lucas is haar broer.

Lucas est _______ frère.

?

Et maintenant?

Lucas is haar broer.

Lucas est SON frère.

(1) haar = SON - SA - SES

(2) frère = mannelijk, dus SON

En de andere personen?

	voor mannelijke woorden (le)	voor vrouwelijke woorden (la)	voor meervoudswoorden (les)
Mijn	MON	MA	MES
Jouw	TON	TA	TES
Zijn/Haar	SON	SA	SES
Ons/Onze	NOTRE	NOTRE	NOS
Jullie/Uw	VOTRE	VOTRE	VOS
Hun	LEUR	LEUR	LEURS

Voorbeeld

Julian is jouw broer

Voorbeeld

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Voorbeeld

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Voorbeeld

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Voorbeeld

Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 

bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm > TON.

Julian is jouw broer = Julian est TON frère

Maintenant c'est à toi!

Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = ?

Maintenant c'est à toi!

Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 

bezittelijk voornaamwoord, dat is ...?

Maintenant c'est à toi!

Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 

bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = ml /  vr / mv ?

Maintenant c'est à toi!

Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 

bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = meervoud

Stap 4: neem de juiste vorm van "onze" = ?

Maintenant c'est à toi!

Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 

bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = ml /  vr / mv ?

Stap 4: neem de juiste vorm van "onze" = NOS

Dat zijn onze honden = Ce sont nos chiens.

Let op!

Bij:

- ons/onze

- uw/jullie

- hun

... hoef je niet te weten of het 

mannelijk of vrouwelijk is. De 

vormen zijn hetzelfde! Makkie!

Vertaal "Dat is MIJN zus."

C'est ___ soeur.

1. mon
2. ma
3. mes

Vertaal: "Dat zijn MIJN boeken."

Ce sont ___ livres.

1. mon
2. ma
3. mes

Vertaal: "Luc is MIJN broer."


Luc est ___ frère.

1. mon
2. ma
3. mes

Jullie vader is aardig.

____ père est sympa.

1. votre
2. notre
3. vos
4. nos

Hun vrienden zijn Frans.

____ amis sont français.

1. nos
2. leur
3. leurs
4. notre

Mijn vriendin spreekt Engels.

___ copine parle anglais.

Haar oma is oud.

___ grand-mère est vieille.

Uw huis is duur.

____ maison est chère.

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans toepassen.

Ja

Nee

Een beetje

Maken: 

Opdr. 30CD, 31ABD (blz. 127)
Opdr. 17ABC (blz. 155) 

Klaar? 
Leren: woordjes
Extra grammatica - classroom
Weektaak afmaken

Les devoirs

- Opdracht 30cde+ 31ab afmaken.