Grammatica: lidwoorden

Grammatica
Lidwoorden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica: lidwoorden
Lidwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden:
  • de
  • het ('t)
  • een ('n)


Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan je het lidwoord vaststellen? 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Opdracht
Geef van elke zin de lidwoord(en) aan .

Slide 5 - Tekstslide

Er zwom een vis op de maan
A
de
B
het
C
een

Slide 6 - Quizvraag

Het was een maanvis
A
de
B
het
C
een

Slide 7 - Quizvraag

Hij had het niet naar zijn zin
A
de
B
het
C
een

Slide 8 - Quizvraag

De vis kon niet tegen de kou
A
de
B
het
C
een

Slide 9 - Quizvraag

Een thermometer wees de temperatuur aan.
A
de
B
het
C
een

Slide 10 - Quizvraag

De oude man liep naar een kiosk.
A
de
B
het
C
een

Slide 11 - Quizvraag

Daar kocht hij een krant en een
rolletje drop.
A
de
B
het
C
een

Slide 12 - Quizvraag

' Een dropje gaat er best in,' dacht hij.
A
de
B
het
C
een

Slide 13 - Quizvraag

De zanger verzorgde een
mooie uitvoering.
A
de
B
het
C
een

Slide 14 - Quizvraag

Het was voor goed doel.
A
de
B
het
C
een

Slide 15 - Quizvraag

De wielrenner reed door het
mulle zand.
A
de
B
het
C
een

Slide 16 - Quizvraag

Dat was een oefening voor
de grote wedstrijd.
A
de
B
het
C
een

Slide 17 - Quizvraag

Hij viel nog een keer, maar dat deed de sportman niks.
A
de
B
het
C
een

Slide 18 - Quizvraag

De fiets was nog heel.
A
de
B
het
C
een

Slide 19 - Quizvraag

Het brandje werd door de brandweer geblust.
A
de
B
het
C
een

Slide 20 - Quizvraag

Een jongen had de oude
kranten aangestoken.
A
de
B
het
C
een

Slide 21 - Quizvraag

De agenten kwamen hem op
het spoor.
A
de
B
het
C
een

Slide 22 - Quizvraag

Hij moest een week de cel in.
A
de
B
het
C
een

Slide 23 - Quizvraag

Het was een vervelende tijd.
A
de
B
het
C
een

Slide 24 - Quizvraag

Een volgende keer zou hij het niet meer doen.
A
de
B
het
C
een

Slide 25 - Quizvraag