Ondergrondswoordenschatles1

Ondergronds
Oefenen woordenschat
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Ondergronds
Oefenen woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Maak de zin af.
Als je ergens afdaalt,
A
ga je naar beneden
B
ga je op je hurken zitten
C
ga je naar de bovenste etage
D
ga je altijd met de lift

Slide 2 - Quizvraag

Wat is: een stof die uit de grond wordt gegraven om er iets van te maken?

Slide 3 - Open vraag

Waar gaat het bij een vluchtroute vooral om?
A
Dat je bij de uitgang betalen moet.
B
Dat de deur op slot zit.
C
Dat je snel naar buiten kunt.
D
Dat je er snel door naar binnen kunt.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is: een grote bak om goederen of afval in te vervoeren?

Slide 5 - Open vraag

Wat zie je op het plaatje?

Slide 6 - Open vraag

Welke hoort er niet bij?
A
delven
B
opgraven
C
delfstof
D
de ondergrondse

Slide 7 - Quizvraag

Hoe wordt de ondergrondse ook wel genoemd?
A
het gangenstelsel
B
de metro
C
het souterrain
D
onderaards

Slide 8 - Quizvraag

Wat is: een aantal gangen dat met elkaar is verbonden?

Slide 9 - Open vraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
de mijn
B
de schacht
C
de mijnwerker
D
het riool

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde van schoongemaakt?
A
verontreinigd
B
afnemen
C
afspoelen
D
ontsmetten

Slide 11 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?
A
het souterrain
B
de kruipruimte
C
een mijnwerker

Slide 12 - Quizvraag

de ondergrondse
de kruipruimte
de doorsnede
de schacht

Slide 13 - Sleepvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
het riool
B
het waterpeil
C
lozen
D
de afvoer

Slide 14 - Quizvraag

Wat zie je op het plaatje?

Slide 15 - Open vraag