3H1_H2_les3_theorie_spelling1

Spelling H2
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spelling H2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Na deze les 
- is de theorie van grammatica zinsdelen H2 herhaald
- weet je wat zelfstandig gebruikte tw en bn zijn
- weet je wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bn en zelfstandig gebruikte tw
- weet je hoe je homofonen moet spellen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning deze les
- herhalen theorie grammatica H2
- theorie spelling H2
- planning komende lessen
- huiswerk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het huiswerk over samentrekkingen vond ik ...
lastig
een beetje lastig
wel prima
makkelijk

Slide 4 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Herhalen theorie grammatica H2
  • Wat is een samentrekking?

  • Wat is het verschil tussen een voorwaartse en een achterwaartse samentrekking?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie grammatica H2
  • Als in een zin bepaalde woorden herhaald worden, mag je die in sommige gevallen een van beide keren weglaten = samentrekking.
  • Hakim reisde naar Italië en (Hakim) bezocht Rome en Florence.
  • Samentrekking komt voor:
  • bij woorden : in voor- en tegenspoed
  • bij woordgroepen: dure (…) en goedkope kleren
  • bij zinsdelen : [Elsie studeert in Groningen] en [Marriëtte (studeert) in Amsterdam.]


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
  1. Gebruikt u altijd katoenen zakdoekjes of papieren zakdoekjes?
  2. De overvaller mishandelde zijn slachtoffer en de overvaller beroofde hem.
Wat kun je weglaten?
Is dat op woord-, woordgroeps- of zinsniveau?


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Noteer de zin korter
b. woord-, woordgroeps- of zinsniveau?
Gebruikt u altijd katoenen zakdoekjes of papieren zakdoekjes?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

a. Noteer de zin korter
b. woord-, woordgroeps- of zinsniveau?
De overvaller mishandelde zijn slachtoffer en de overvaller beroofde hem.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Theorie grammatica zinsdelen H2
Plaats van de samentrekking

  • voorwaartse samentrekking: je noemt het gezamenlijke deel voorin
  • een goedkope armband en een dure (-)

  • achterwaartse samentrekking: je noemt het gezamenlijke deel achterin
  • in voor- en tegenspoed



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mijn oma heeft een goedkope armband en een dure.

A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je belooft bij elkaar te blijven in voor- en tegenspoed.
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spelling H2

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt op aan de 'alle' in de volgende zinnen?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

a. Alle inktpatronen die leeg waren, zijn in de chemobox gedaan.
b. Ze zijn alle vervangen door volle inktpatronen.

a. Alle leerlingen van de brugklas zijn bevorderd.
b. Ze hadden allen voldoende punten gescoord.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Alle of allen, beide of beiden?
Woorden als alle(n), beide(n), enkele(n), weinige(n) en vele(n) schrijf je soms zonder -n en soms met -n.

Voorbeeld:
  1. Alle fietsen die voor school stonden, zijn verwijderd.
    --> Alle zijn ze verwijderd.
  2. Alle kinderen die voor school stonden, hebben gymles.
    --> Allen hebben gymles.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle of allen?
Welke vorm je moet gebruiken hangt van twee dingen af:

  1. Is het een zelfstandig naamwoord?
  2. Gaat het om personen?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Vóór zelfstandig naamwoord
Als alle voor een zn staat --> altijd met een -e achteraan. 
Het maakt niet uit of het om personen gaat of niet. 

Bijvoorbeeld:
Alle leerlingen weten dat je alle zinnen met een hoofdletter moet beginnen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik ben blij met alle cadeautjes.'
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quizvraag

Cadeautjes is een zelfstandig naamwoord. 
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'De schoonmaakster moet alle wc's schrobben.'
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Wc's is een zelfstandig naamwoord.
Staat alle hier vóór een zelfstandig naamwoord?


'Ik weet niet welke ik moet kiezen. Alle zijn leuk.'
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Alle is hier zelf een zelfstandig naamwoord.
2. Zelfstandig naamwoord - 
geen personen

Als alle zelf een zn is, en het gaat niet om personen, dan schrijf je het ook met een -e achteraan.

 Bijvoorbeeld:
Schrijf tien zinnen. Begin ze alle met een hoofdletter.
(Alle klinkt heel formeel, hier gebruik je meestal allemaal)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Zelfstandig naamwoord - personen


Als alle zelf een zn is, en het gaat wel om personen, dan schrijf je het met -en achteraan.

Bijvoorbeeld:
10 leerlingen doen mee. Allen weten dat je een zin met een hoofdletter begint.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering
  • Hetgene waarnaar het woord verwijst moet je in gedachten erachter kunnen plaatsen.                  
De meisjes hadden geshopt en ze hadden alle veel gekocht.
In dit geval kun je 'meisjes' niet achter 'alle(n)' plaatsen, daarom zonder -n.

  • Als hetgene waarnaar het verwijst al eerder in de zin wordt genoemd, schrijf je het woord zonder -n.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarover gaat alle?

'Denk aan de poezen: je moet ze alle op tijd eten geven.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 25 - Quizvraag

Alle gaat hier over de poezen. Poezen zijn dieren, geen personen. 
Waarover gaat allen?

'We helpen allen mee.'
A
Over personen
B
Niet over personen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onthouden



Je schrijft dus alleen allen bij een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat!





Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beide of beiden?



Dezelfde regels gelden bij het kiezen tussen beide of beiden.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste uitgang:


Jullie moeten aardig zijn tegen all... kinderen die straks langskomen. 
A
-e
B
-en

Slide 29 - Quizvraag

Alle staat hier vóór een zelfstandig naamwoord, namelijk kinderen. 
Kies de juiste uitgang:


Denk aan je handen: houd ze beid... aan het stuur!
A
-e
B
-en

Slide 30 - Quizvraag

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat maar over handen. 
Kies de juiste uitgang:


Ik heb twee opa's. Beid... komen trouw naar al mijn verjaardagen.
A
-e
B
-en

Slide 31 - Quizvraag

Beide is hier een zelfstandig naamwoord dat niet over personen gaat, namelijk de opa's.
Kies de juiste uitgang:


Wij hebben tien docenten. Op de
vergadering komen ze all... bijeen.
A
-e
B
-en

Slide 32 - Quizvraag

Allen is hier een zelfstandig naamwoord dat om personen gaat, namelijk de docenten.
De (...) leerlingen waren opgelucht; slechts (...) moesten hun verslag opnieuw inleveren.
A
meeste, enkele
B
meeste, enkelen
C
meesten, enkele
D
meesten, enkelen

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Extra uitleg?
Ga naar ELO > Methodesite van Nieuw Nederlands
Video met uitleg staat bij de opdrachten.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
H2 spelling:
Maak online de volgende opdrachten:
opdr. 1-4, 6, en 7

Let op: je leesboek moet de week na de toetsweek uit zijn

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning komende lessen
10/1: Woordenschat H2
12/1: Grammatica zinsdelen H2
13/1: Formuleren H2
17/1: Spelling H2
???: herhalen grammatica H2
???: herhalen theorie/vragen stellen
Na de pww: Rep. hoofdstuk 2 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies