Les 10 - V3.2 - ropa colores estampados + pepe
1 / 37
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Escribe la fecha de hoy
día / mes / año
día / mes / año
timer
0:30
Slide 2 - Open vraag
Slide 3 - Tekstslide
Manda una o dos fotos de tus ejercicios A y B
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
vaqueros
zapatillas
botas
calcetines
abrigo
falda
vestido
camiseta
zapatos de tacón
Slide 8 - Sleepvraag
El jersey
timer
0:10
A
het jasje
B
het t-shirt
C
het vestje
D
de trui
Slide 9 - Quizvraag
het t-shirt
timer
0:10
A
la camisa
B
el chandal
C
la camiseta
D
el jersey
Slide 10 - Quizvraag
El traje
timer
0:10
A
de pet
B
het pak (heren)
C
de armband
D
de jas
Slide 11 - Quizvraag
De jas
timer
0:10
A
la falda
B
el traje
C
la pulsera
D
el abrigo
Slide 12 - Quizvraag
Vul aan met de juiste vorm van de kleuren: los pantalones .... (zwart)
timer
0:15
Slide 13 - Open vraag
El vestido ..... (geel)
timer
0:15
Slide 14 - Open vraag
el cinturón ... (oranje)
Slide 15 - Open vraag
las botas ... (blauw)
Slide 16 - Open vraag
¿Qué verbo usamos para dragen van kleding? Vervoeg het ook!
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Heb jij je doel bereikt?
😒🙁😐🙂😃
Slide 28 - Poll
Heb je het doel bereikt?
Zo ja, leg uit hoe?
Zo nee, leg uit waarom niet?
Zo ja, leg uit hoe?
Zo nee, leg uit waarom niet?
Slide 29 - Open vraag
Slide 30 - Tekstslide
¿Qué son "las rebajas"?
Slide 31 - Open vraag
La camiseta de manga larga es . . .
A
delunares
B
de rayas
C
de cuadros
D
de flores
Slide 32 - Quizvraag
La bufanda de este señor es
A
de cuadros
B
de rayas
C
de lunares
D
de flores
Slide 33 - Quizvraag
El bolso es . . .
A
amarillo
B
amarilla
Slide 34 - Quizvraag
Wanneer zeg je
1 - ¿Cuánto cuesta?
2 - ¿Cuánto cuestan?
1 - ¿Cuánto cuesta?
2 - ¿Cuánto cuestan?
Slide 35 - Open vraag
¿Cuánto cuesta la camiseta negra?
Er zijn meer antwoorden goed
Er zijn meer antwoorden goed
A
Cuesta siete euros con noventa y cinco céntimos
B
Cuesta nueve euros con noventa y cinco céntimos
C
9,95 eur
D
7,95
Slide 36 - Quizvraag
Welke werkwoorden gebruiken we om te zeggen hoeveel iets kost?
