Les 1

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot schat je jouw voorkennis in t.a.v. beginnende geletterdheid?
0100

Slide 3 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen kinderen en welke verschillen zou je zien?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vakdidactisch model Nederlands 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

De behavioristische theorie (Skinner)
Alle leren en dus ook taal leren vindt plaats door imitatie, het stimulus-respons model. (S-R leren)
 
Wat een kind vaak hoort zal succesvol worden geïmiteerd.
Hoe frequenter een kind een bepaalde vorm hoort des te sneller zal hij die vorm gaan gebruiken.
 
Wat positief wordt beloond zal beklijven, wat wordt bestraft of ontmoedigd zal verdwijnen.
Voorbeeld en goedkeuring van de ouders is nodig.
 
Het kind is zelf niet creatief of actief, maar een soort spiegel.
`
Het voorbeeld van de ouders is nodig om de taal te kunnen leren. (Wolfskinderen blijken na de leeftijd van 6 jaar geen taal meer te kunnen leren  er bestaat dus een gevoelige periode waarin kinderen taal leren)
 Biedt geen verklaring waarom kinderen zinnen produceren die ze nog nooit eerder hebben gehoord.

Slide 18 - Tekstslide

De mentalistische theorie (Chomsky)
Elk kind heeft een aangeboren taalvermogen. Dit is de belangrijkste factor bij de taalverwerving.
 
Elk kind heeft onbewuste kennis van taal, taalregels en mogelijke taalstructuren.
 
Met deze kennis creëren kinderen hun taal.
 
Hun fouten zijn noodzakelijke stappen in dat proces.
 
Taalverwerving is een rijpingsproces.
 
Het taalaanbod is slechts marginaal van belang.

Slide 19 - Tekstslide

De interactionele theorie
Kinderen leren taal in interactie met hun omgeving. Enerzijds hebben zij een aangeboren taalvermogen, waarmee zij hypotheses over taal opstellen. Anderzijds gebruiken zij taalaanbod uit hun omgeving om deze hypotheses te testen.
 
Zij zijn actief en creatief in het opstellen van deze hypotheses.
 
De fouten die zij maken zijn noodzakelijke stappen in dat proces.
Taalaanbod moet wel afgestemd zijn op de mogelijkheden van het kind:
Toonhoogte
Articulatie
Korte zinnen
Concrete woorden
Herhaling
Het taalleervermogen + taalaanbod + interactie kind-anderen  testen van taalhypotheses

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke factoren beïnvloeden,
volgens jou, de taalverwerving?

Slide 21 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Ontluikende geletterdheid: De fase waarin het kind voor het eerst ervaring opdoet met schriftelijke taal noemen we ontluikende geletterdheid. Een fase waarin het kind ervaart dat iets visueels – een foto, logo of letters - een ervaring representeert. Deze ervaringen vormen een belangrijke basis voor het daadwerkelijk leren lezen en schrijven. (Thuis en VVE)
Beginnende geletterdheid: Dit is het groeiende inzicht in de functies van geschreven taal, inzicht in het alfabetisch schrift en het verband tussen gesproken en geschreven taal. Een kind in deze fase leert eenvoudige woorden te verklanken, betekenis te verlenen aan geschreven taal en om woordjes te schrijven. (onderbouw, aanvankelijk lezen en VVE)
Gevorderde geletterdheid:  In deze fase kunnen kinderen steeds sneller woorden herkennen en betekenis toekennen aan geschreven taal. In deze fase ontwikkelt ook het werken met teksten en het omzetten van gedachten en ideeën in geschreven taal. Vanaf midden groep 3

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou je met deze kijkplaat kunnen doen rondom beginnende geletterdheid?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Zelf voorlezen, eerste blz laten zien, vooral ook wijzen op het schildertje, want dit komt in het filmpje niet terug
Daarna filpmje starten en vooraf de studenten wijzen op de opdracht
Tussendoelen uitdelen
Td 1: kaft, rug bekijken
Td2: hoe gaat het verhaaltje?
www.kleutergroep.nl: mogelijkheid om een heel thema op te bouwen rond het letterwinkeltje

Als je aandacht wilt besteden aan tussendoel 1 en 2, wat doe je dan met dit boek? En wat zou je nog meer kunnen doen?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Niet te verwarren met: Tussendoel 3 functies van geschreven taal (bespreken met studenten). Bij tussendoel 7 is het echt leesbaar wat ze schrijven (nog niet spelling goed), maar bij tussendoel 3 kunnen het ook alleen krabbels zijn (als het kind maar het besef heeft dat schriftelijke taal een functie heeft).

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback om mee te nemen naar de volgende les.

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies