Verhoudingen

Verhoudingen

Laat bij alle sommen de berekening zien.
1. schrijf als een breuk:    50%       25%     20%        10%
2. Jan rijdt met zijn brommer 40 km op 1 liter bezine.  Hoeveel heeft hij nodig voor  920 km. 
3. 68% van alle meisjes heeft blond haar.  Er zijn totaal 25 meisjes. Hoeveel zijn er nu blond?
4.     4 op de 30 jongens maken veel kabaal.    24 jongens maken veel kabaal. Hoeveel jongens zijn er totaal?
5.  Maak de volgende verhouding zo klein mogelijk.       32 : 128
6. Maak de volgende verhouding  7x groter.    15 : 30
7.  68 van de 80 leerlingen schrijven met links.   Hoeveel % is dat?
8. Een stofzuiger kost 90 euro. Ik krijg 20% korting. Hoeveel kost hij nu?
9. Ik koop een koffer voor 120 euro in de opruiming
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Verhoudingen

Laat bij alle sommen de berekening zien.
1. schrijf als een breuk:    50%       25%     20%        10%
2. Jan rijdt met zijn brommer 40 km op 1 liter bezine.  Hoeveel heeft hij nodig voor  920 km. 
3. 68% van alle meisjes heeft blond haar.  Er zijn totaal 25 meisjes. Hoeveel zijn er nu blond?
4.     4 op de 30 jongens maken veel kabaal.    24 jongens maken veel kabaal. Hoeveel jongens zijn er totaal?
5.  Maak de volgende verhouding zo klein mogelijk.       32 : 128
6. Maak de volgende verhouding  7x groter.    15 : 30
7.  68 van de 80 leerlingen schrijven met links.   Hoeveel % is dat?
8. Een stofzuiger kost 90 euro. Ik krijg 20% korting. Hoeveel kost hij nu?
9. Ik koop een koffer voor 120 euro in de opruiming

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ga je werken?
Aan het eind van elke week houd ik bij hoeveel jij die week gewerkt heb.  Aan het eind van de periode kijk ik in hoeverre jij je aan de afspraak hebt gehouden.
Hoeveel moet je werken?
Je werkt qua tijd 30 min per les die je in de week hebt.
De 5 onderwerpen van de vorige pagina worden hieronder allemaal besproken

Slide 2 - Tekstslide

Procenten

Slide 3 - Tekstslide

Procenten
Als ik praat over 100% dan heb ik het over ALLES
Als ik praat over 1 % dan  dan heb ik het over 1 vande 100
Bij 5% heb ik het over 5 van de 100

Je kunt op verschillende manieren procenten uitrekenen:

Manier 1. Je rekent eerst uit wat 1% is.  bijvoorbeeld 4% van 225=
1%=? Ik reken uit 225:100= 2,25   of ook wel bij 1% schuift de komma 2 plaatsen naar links

Manier 2. Je maakt gebruik van een verhoudingstabel
      Kijk hiervoor op de volgende blz naar het filmpje.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Manier 1

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Breuken en procenten
100% = alles
100% kun je ook vergelijken met 1 hele pizza
50% van die pizza is de helft want
Tegen 50 % zeg je ook wel 50 van de 100     of      50   =      1
                                                                                                     100         2
25%   is 25 van de 100    of    25   =       1
                                                          100           4

Slide 9 - Tekstslide

Verhoudingstabel 
Hiernaast zie je verhoudingstabellen die je kunt gebruiken bij verhoudingssommen. In een verhoudingstabel kun je getallen die onder elkaar staan vermenigvuldigen of delen.

Slide 10 - Tekstslide

Makkelijk voorbeeld
Ik koop in een supermarkt  limonadesiroop. Op het etiket staat dat ik bij 1 dop limonadesiroop 8 dopjes water moet doen voor 1 glas limonade.
Hoeveel dopjes water heb ik nodig bij 8 dopjes siroop.

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik verhoudingstabellen

Slide 12 - Tekstslide

verhoudingen vergroten of verkleinen
4 : 20   Maak deze verhouding  a. 3x zo groot  
                                                                 b. 2x zo klein

a.            x3                                                     b.            :2
4
12
20
60
4
2
20
10

Slide 13 - Tekstslide

Lastige sommen
Lees de sommen eerst goed en maak dan een verhoudingstabel.
8 van de 45 leeringen zijn sportief.  Ik heb 225 leerlingen. Hoeveel leerlingen zijn sportief.
a. bedenk over welke 2 onderwerpen gaat het hier?
b. Vul de verhoudings tabel in

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord
a.  Onderwerpen-->het gaat over leerlingen en sportieve leerlingen
b. Van 45 naar 225. 225:45=9x
dus de bovenste regel moet ook
x9      dus 72 

Dus 72 van de 225 leerlingen zijn sportief.
sportieve leerlingen
8
72
leerlingen
45
225

Slide 15 - Tekstslide


Opruiming


Ik koop een stoel voor 765 euro in de opruiming. De stoel kostte eerst 900 euro.


Hoe los ik het op?
Maak een verhoudings schema
Hoeveel % korting krijg ik?

Slide 16 - Tekstslide

1. ik maak een verhoudingstabel
2. ik vul in wat ik weet
3. Ik kan met 900 en 765 niet makkelijk rekenen dus er komt een 1 tussen.
4. als ik kijk naar de onderste rij dan deel ik 900 : 900= 1
                1  x 765 = 765 (zet boogjes)
5. Dat doe ik ook met de bovenste rij dus
      100 : 900 x 76585 %

6. Let op  765 euro die ik moet betalen is 85%  als ik de korting wil weten reken ik uit 
100%- 85 % = 15 % 
Dus ik heb 15 % korting gehad.
1.
%
100%
85
euro
900
     1
765

Slide 17 - Tekstslide

Maak de volgende sommen op papier en maak een foto en stuur die naar mij voor de volgende les. (Kijk hiervoor in SOM)
me.davina@bc-enschede.nl
Laat bij alle sommen de berekening zien.
1. schrijf als een breuk:    50%       25%     20%        10%
2. Jan rijdt met zijn brommer 40 km op 1 liter bezine.  Hoeveel heeft hij nodig voor  920 km.
3. 68% van alle meisjes heeft blond haar.  Er zijn totaal 25 meisjes. Hoeveel zijn er nu blond?
4.     4 op de 30 jongens maken veel kabaal.    24 jongens maken veel kabaal. Hoeveel jongens zijn er totaal?
5.  Maak de volgende verhouding zo klein mogelijk.       32 : 128
6. Maak de volgende verhouding  7x groter.    15 : 30
7.  68 van de 80 leerlingen schrijven met links.   Hoeveel % is dat?
8. Een stofzuiger kost 90 euro. Ik krijg 20% korting. Hoeveel kost hij nu?
9. Ik koop een koffer voor 120 euro in de opruiming.  De koffer kostte eerst   200 euro. Hoeveel % korting krijg ik?

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden
vraag 1
50%= half
25%= een vierde
20%= een vijfde
10%= een tiende

Slide 19 - Tekstslide

vraag 2
920:40 = 23  dus 1x23=23 liter
liter
1
km
40
920

Slide 20 - Tekstslide

vraag 3
In de procent regel reken ik 100:100=1 x68
in de regel van de meisje       25:100x68= 17


%
100 %
1
68%
meisjes
25
17

Slide 21 - Tekstslide

vraag 4
boven  is x6
dus onder ook x6
kabaal jongens
4
24
jongens
30

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 5 en vraag 6
5.  
15
105
30
210
32
16
8
1
128
64
32
4

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 7
Ik reken dus uit  100:80x68=85%
%
100
leerling
80
1
68

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 8
Manier 1 De stofzuiger kost 90 euro .
1% = 0,90     20% = 20x0,90= 18 euro 
dus hij kost  90-18 = 72 euro
Manier 2
Ik deel door 5 dus 90:5=18 euro

%
100
20
euro
90

Slide 25 - Tekstslide

Vraag 9
1e manier
100:200x120=60%
dus 100-60= 40% korting

2e manier
100:200x80=40
%
100
euro
200
  1
120
%
100
euro
200
   1
80

Slide 26 - Tekstslide