Opbouw debat

Opbouw debat
Voorstander opzetbeurt 3 minuten
Geef duidelijk je standpunt aan en onderbouw deze met argumenten.
Tegenstander opzetbeurt 3 minuten
Geef duidelijk je standpunt aan en onderbouw deze met argumenten.


Voorstander verweerbeurt 3 minuten
Geef tegenargumenten voor de argumenten die de andere partij heeft aangedragen.
Tegenstander verweerbeurt 3 minuten
Geef tegenargumenten voor de argumenten die de andere partij heeft aangedragen.


Tegenstander samenvatting en conclusiebeurt 3 minuten
Vat je eigen argumenten samen en geef een conclusie.
Voorstander samenvatting en conclusiebeurt 3 minuten
Vat je eigen argumenten samen en geef een conclusie.

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Opbouw debat
Voorstander opzetbeurt 3 minuten
Geef duidelijk je standpunt aan en onderbouw deze met argumenten.
Tegenstander opzetbeurt 3 minuten
Geef duidelijk je standpunt aan en onderbouw deze met argumenten.


Voorstander verweerbeurt 3 minuten
Geef tegenargumenten voor de argumenten die de andere partij heeft aangedragen.
Tegenstander verweerbeurt 3 minuten
Geef tegenargumenten voor de argumenten die de andere partij heeft aangedragen.


Tegenstander samenvatting en conclusiebeurt 3 minuten
Vat je eigen argumenten samen en geef een conclusie.
Voorstander samenvatting en conclusiebeurt 3 minuten
Vat je eigen argumenten samen en geef een conclusie.

Slide 1 - Tekstslide

Opzetbeurt 
De voorstander geeft in zijn opzetbeurt aan, waarom hij/zij voor de stelling is. De tegenstander zal gedurende 3 minuten trachten de argumenten van de andere partij te weerleggen en komt met eigen argumenten.

Slide 2 - Tekstslide

Verweerbeurt 
Na beide opzetbeurten voert de spreker van de voorstanders de eerste verweerbeurt. In 3 minuten probeert hij de argumenten van de tegenpartij te weerleggen. Daarna doet de spreker van de andere partij hetzelfde, maar dan om de zaak van de tegenstanders te bepleiten en die van de voorstanders aan te vallen.

Slide 3 - Tekstslide

Conclusiebeurt 
Het debat eindigt met een conclusie van beide partijen. Hierbij voeren de tegenstanders het eerst het woord en sluiten de voorstanders het debat af met een samenvatting en conclusie. In deze conclusies wordt een overzicht gegeven van het verloop van het debat; er mogen in deze beurt geen nieuwe argumenten naar voren worden gebracht. Tijdens het hele debat zijn time-outs niet toegestaan.

Slide 4 - Tekstslide

Vuistregels debat
We agree to disagree
“We agree to disagree” betekent: We zijn het erover eens dat we het oneens zijn. Dit houdt in dat debaters, ook al zijn ze het niet met elkaar eens, wel met respect voor elkaar van gedachten kunnen wisselen.

Wellevendheid als vertrek- en eindpunt
Ongeacht het verloop en de uitkomst van een debat stelt de debater zich hoffelijk en respectvol op ten opzichte van zijn tegenstanders én het publiek. Toespelingen op of verwijzingen naar niet ter zake doende onderwerpen die kwetsend kunnen zijn voor de tegenpartij, worden als respectloos gezien en horen niet thuis in een debat. Hetzelfde geldt voor onwelvoeglijk taalgebruik.


Slide 5 - Tekstslide

Vuistregels debat
Val niet de boodschapper maar de boodschap aan
In een debat gaat het om de boodschap, niet op de boodschapper. Een debater richt zijn pijlen dus niet op de tegenstander, maar op de argumenten die hij of zij naar voren brengt; een debater speelt niet op de man, maar op de bal.

Equal arms
Equal arms is het beginsel van de gelijke wapenen. Een debat is een gereguleerde openbare gedachtewisseling waarbij de opponenten gelijke kansen en beschermde spreektijden toebedeeld krijgen. Daarnaast moeten ze gelijke toegang tot kennis hebben en op een eerlijke manier beoordeeld worden. Debaters krijgen dankzij dit beginsel evenveel kans om hun argumenten goed voor het voetlicht te brengen.

 

Slide 6 - Tekstslide

Vuistregels debat
Hoor en wederhoor
Debaters hebben het recht van hoor en wederhoor. Dat betekent dat ze tijdens het debat altijd de mogelijkheid krijgen hun eigen argumenten toe te lichten, aan te vullen, of te nuanceren. Dit is de enige mogelijkheid waarop een argument aan kracht kan winnen gedurende het debat.

Wie stelt, moet bewijzen. 
In een debat gaat het niet louter om standpunten, meningen of kretologie. De stelling móet met argumenten onderbouwd worden.

Slide 7 - Tekstslide

Vuistregels debat
Wat niet gehoord is, is niet gezegd
De debater gaat de inspanningsverplichting aan om argumenten duidelijk aan het voetlicht te brengen. Als het publiek een argument niet gehoord heeft, heeft de debater het punt dus niet duidelijk genoeg naar voren gebracht. Het is de schuld van de debater als het publiek een argument niet hoort, niet de schuld van het publiek.

Respecteer de uitkomst
Debaters en toehoorders leggen zich bij die uitkomst neer, ongeacht of gelijk hebben gekregen, of niet.

Slide 8 - Tekstslide

Bij de conclusiebeurt mag ik nieuwe argumenten aandragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De voorstanders beginnen het debat altijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

De voorstanders eindigen het debat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Iedereen heeft twee minuten spreektijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

De opzetbeurt, verweerbeurt en conclusiebeurt duren allemaal even lang.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens het debat mag ik een time-out aanvragen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Als ik mijn drie minuten niet kan vullen met argumenten is mijn beurt afgelopen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Als ik gefrustreerd raak tijdens het debat mag ik best mijn stem verheffen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Als ik het niet eens ben met de andere partij dan mag ik daar gelijk wat van zeggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Als het publiek mijn argument niet gehoord heeft, is dat niet eerlijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Als ik niet gewonnen heb, mag ik daarover in discussie gaan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Welke informatie neem je mee naar je eigen debat?

Slide 24 - Woordweb