Leesstrategieën

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.


- oriënterend lezen
- globaal lezen
- zoekend lezen
- intensief lezen

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leesstrategieën
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest.


- oriënterend lezen
- globaal lezen
- zoekend lezen
- intensief lezen

Slide 1 - Tekstslide

How to improve 
your reading skills

Slide 2 - Tekstslide

 Leesstrategieën
Orienterend: bekijken en voorspellen
Globaal: vlot doorlezen, begrijpen, onderwerp vastzetten
Zoekend: bekijken en vinden, als een woordzoeker
Intensief: alles goed lezen, de volledige tekst begrijpen/kunnen gebruiken

Slide 3 - Tekstslide

Leesstrategieën
How do you know which one to use? = lees eerst de vraag, bepaal wat voor soort informatie je nodig hebt en waar in de tekst je het kunt vinden. 


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is. 
Situatie 2: 
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3: 
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
Globaal lezen
Intensief lezen
Zoekend lezen

Slide 9 - Sleepvraag

Oriënterend lezen
  • Bedoeld om een eerste indruk te krijgen
  • Lay-out: chat, krantenartikel, menu, boodschappenlijst etc.
  • Eerste indruk: titel, tussenkopjes, plaatjes
  • Verwachtingen: waar gaat het over, wat weet je al?

Dit doe je altijd van te voren

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Globaal lezen

Slide 12 - Tekstslide

Globaal lezen/ skimmen
  • Je leest de tekst snel door om erachter te komen waar deze over gaat.
  • Maak je niet druk om moeilijke woorden.
  • Probeer de grote lijnen te snappen, de details doen er (nog) niet toe.
  • Kijk naar opvallende stukjes 
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin. 
  • Je gebruikt skimmen bij vragen die gaan over de hele tekst, je zoekt naar aanwijzingen voor het antwoord. 

Slide 13 - Tekstslide

zoekend lezen

Slide 14 - Tekstslide

Zoekend lezen/ scannen
  • Scannen: zoeken naar bepaalde informatie, bijvoorbeeld in welk jaar iets gebeurde of hoeveel iets kost. De rest van de tekst hoef je dan niet te lezen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

1. How much discount do you get off printers?
A
80%
B
50%
C
25%
D
30%

Slide 17 - Quizvraag

Intensief lezen

Slide 18 - Tekstslide

Intensief lezen
Intensief lezen: de hele tekst regel voor regel doorlezen

Slide 19 - Tekstslide

Tekstdoelen
Ask yourself: Waarom schrijven ze dit eigenlijk?
- Informeren zoals bij gebruiksaanwijzing, instructie
studieboek, folder, recept
nieuwsbericht, geboortekaartje
- Amuseren  zoals bij roman, strip, kort verhaal
mop, column
-Activeren (overhalen) zoals bij reclamefolder, advertentie
uitnodiging, affiche
- Overtuigen zoals bij ingezonden brief, sommige columns

Slide 20 - Tekstslide

Deze tekst is....
A
Informerend
B
Amuserend
C
Overtuigend
D
Activerend

Slide 21 - Quizvraag

Deze tekst is....
A
Informerend
B
Activerend
C
Amuserend
D
Overtuigend

Slide 22 - Quizvraag

Woord Strategie


  1. Bekijk eerst of je de betekenis kunt raden door de andere woorden (in context)

  2. Bekijk of het woord op een ander woord lijkt bijvoorbeeld uit een andere taal. 
  3. Hak het woord in stukjes? Komt een deel van het woord je bekend voor?

Slide 23 - Tekstslide

Adviezen

  1. Brede belangstelling helpt - lees de krant, volg het nieuws. Kijk bijvoorbeeld elke dag Newsround / BBC one minute news.
  2. Lees Engelse boeken, artikelen.
  3. Brede woordenschat maakt teksten lezen gemakkelijker. Leer je woordjes!




Slide 24 - Tekstslide

Bij een Engelse leestoets lees je voornamelijk:
A
Oriënterend
B
Globaal
C
Zoekend
D
Intensief

Slide 25 - Quizvraag

Bij Nederlands lees je zowel______________ als _____________
A
zoekend, oriënterend
B
intensief, zoekend
C
globaal, intensief
D
oriënterend, intensief

Slide 26 - Quizvraag

Stap 1 bij leesvaardigheid:
A
Intensief lezen
B
Scan de tekst
C
Bekijk de titel en de plaatjes
D
Lees de vragen

Slide 27 - Quizvraag

Stap 2 bij leesvaardigheid:
A
Lees de eerste en laatste alinea
B
Lees de vragen
C
Lees de titel en plaatjes
D
Oriënterend lezen

Slide 28 - Quizvraag

Stap 3 bij een leestekst:
A
Zoek het antwoord terug in de tekst
B
Lees intensief
C
Kruis je antwoord aan
D
Lees alle vragen

Slide 29 - Quizvraag

Als je het echt niet meer weet:
A
Lees eerste en laatste alinea
B
Lees de laatste alinea
C
Kruis geen antwoord aan
D
Sla de vraag over

Slide 30 - Quizvraag