Laatse les periode 1: tips voor lezen

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programa y objetivos
- Laatste tips voor de toets
- Oefentoets woordenschat
- Lezen! 

Slide 2 - Tekstslide

De toets
- 90 minuten in totaal
- Woordenboeken NL-SP en SP-NL
- Onderdeel vocabulario: 10% van het cijfer (besteed dus niet langer dan tien minuten voor dit onderdeel)
Woordjes: vanaf werkwoorden t/m functies van een alinea

Slide 3 - Tekstslide

Tips op een rijtje!

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdgedachte / Kern van de tekst
Bij deze vragen moet je bepalen waar de tekst vooral over gaat of wat de schrijver duidelijk wil maken.
Voorbeeldvragen:
  • ¿Cuál es la idea principal del texto?
  • ¿Qué quiere transmitir el autor?
Tips:
  • Lees vooral titel, inleiding en slot, daar zit meestal de hoofdgedachte.
  • Let op herhaalde woorden of ideeën.
  • Vraag jezelf af: Wat wil de schrijver mij vooral duidelijk maken?
  • Antwoorden die te gedetailleerd of te beperkt zijn, kloppen meestal niet.

Slide 5 - Tekstslide

Teksdoel / intentie van de schrijver
Bij deze vragen moet je herkennen waarom de schrijver de tekst heeft geschreven.
Voorbeeldvragen:
¿Con qué propósito se ha escrito este texto?
¿Cuál es la intención del autor?
Tips:
  • Informeren (informar) → neutrale toon, feiten.
  • Overtuigen (convencer) → mening, argumenten, bijvoorbeeld porque, ya que.
  • Activeren (animar / incitar a la acción) → oproep tot actie, vaak met gebiedende wijs (imperativo).
  • Amuseren (entretener / divertir) → verhaalvorm persoonlijke toon
Het doel staat vaak in de eerste of laatste alinea. 

Slide 6 - Tekstslide

Details / Informatievragen

Bij deze vragen moet je specifieke informatie vinden in de tekst.
Voorbeeldvragen
  • ¿Qué se dice sobre…?
  • ¿Cuál de las siguientes afirmaciones es verdadera según el texto?
Tips:
  • Zoek naar synoniemen of andere formuleringen van de woorden in de vraag.
  • Antwoord altijd met de tekst, niet met je eigen kennis of logica.
  • Let op ontkenningen (no, nunca, nadie) – die veranderen de betekenis.
  • Lees een stukje ervoor en erna om de context te begrijpen.

Slide 7 - Tekstslide

Verbanden / signaalwoorden
Je moet het verband tussen zinnen of alinea’s begrijpen.
Voorbeeldvragen:
  • ¿Qué relación existe entre los párrafos 2 y 3?
  • ¿Qué expresa la palabra “sin embargo”?
Tips: 
Signaalwoorden laten zien hoe zinnen of alinea’s samenhangen.
  • Oorzaak/gevolg: porque, ya que, por eso, por lo tanto
  • Tegenstelling: pero, sin embargo, aunque, no obstante
  • Doel: para, con el fin de
  • Voorwaarde: si, a menos que
  • Opsomming: además, también, incluso

Herken het verband en kies dan het antwoord dat daarbij past.

Slide 8 - Tekstslide

Conclusie / Samenvatting 
Je moet herkennen wat de schrijver concludeert of samenvat.
Voorbeeldvragen:
  • ¿Cuál es la conclusión del autor?
  • ¿Cómo se puede resumir el párrafo?
  • ¿Qué se deduce de las líneas…?

Tips:
  • Zoek naar conclusiesignaalwoorden: en resumen, en conclusión, por eso, de ahí que.
  • Vraag jezelf af: Wat volgt logisch uit wat eerder is gezegd?
  • Een goed antwoord herhaalt de kern, maar voegt geen nieuwe informatie toe.

Slide 9 - Tekstslide

Toon / Opinie van de schrijver 
Je moet herkennen hoe de schrijver zich voelt of wat zijn houding is.

Voorbeeldvragen:
  • ¿Qué tono adopta el autor?
  • ¿Cómo se puede caracterizar la actitud del autor?

Tips:
  • Let op woordkeuze (elección de palabras): positief, negatief of neutraal.
  • Kijk naar bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden (por desgracia, afortunadamente).
  • Markeer woorden met emotionele lading – dat verraadt de toon.

Slide 10 - Tekstslide

Meerkeuzevragen algemeen 
Je kiest één juist antwoord uit meerdere opties.

Voorbeeldvragen:
¿Cuál de las siguientes opciones es correcta según el texto?

Tips:
  • Lees eerst de vraag goed, dan de tekst, en pas daarna de opties.
  • Streep foute antwoorden actief door.
  • Soms zijn twee opties deels waar – kies de meest complete of logische.
  • Baseer je antwoord altijd op de tekst, niet op vertaalgevoel.

Slide 11 - Tekstslide

Scanteksten 
Je moet snel de juiste informatie vinden in korte teksten (advertenties, schema’s, posters, menu’s…).
Het gaat om begrijpen van de kern, niet om details of grammatica.
Voorbeeldvragen:
  • ¿Dónde puede encontrar información sobre…?
  • ¿Cuál de los anuncios corresponde a…?
  • ¿Qué persona debería leer este texto?

Tips:
  • Lees eerst de vraag heel precies – wat moet je vinden? (¿Qué busca exactamente?)
  • Scan de tekst: zoek naar sleutelwoorden (palabras clave) die opvallen.
  • Let op getallen, namen, tijden, plaatsen – die helpen bij het zoeken.
  • Je hoeft niet alles te begrijpen: herken belangrijke woorden of overeenkomsten in vorm.
  • Vaak staan er meer teksten dan vragen – let op dat je niet te snel kiest.

Slide 12 - Tekstslide

Open vragen
Je moet een eigen antwoord formuleren, meestal kort, op basis van wat er in de tekst staat.
Je mag niets verzinnen — het antwoord moet uit de tekst te halen zijn.

Voorbeeldvragen:
  • Explica por qué…
  • ¿Qué quiere decir el autor con…?

Tips:
  • Lees de vraag heel goed: wat wordt er precies gevraagd (explicar, resumir, indicar, dar la razón…)?
  • Antwoord in eigen woorden (con tus propias palabras), maar met informatie uit de tekst (según el texto).
  • Gebruik signaalwoorden (conectores) uit de tekst om je antwoord te onderbouwen.
  • Let op de lengte: kort maar volledig. Geen halve zinnen, geen overbodige details.
  • Controleer: beantwoord ik echt de vraag, of geef ik alleen achtergrondinformatie?

Slide 13 - Tekstslide

Laatste tips:
  • Lees alle vragen vóór je begint met de tekst, dan weet je waar je op moet letten.
  • Onderstreep namen, data en signaalwoorden en kernwoorden. 
  • Gebruik titel en tussenkopjes om te voorspellen waar het over gaat.
  • Blijf rustig bij onbekende woorden,  meestal kun je ze uit de context raden.
  • Controleer of je antwoord past bij de toon en het doel van de tekst.

Slide 14 - Tekstslide

¡A trabajar!
- Maak de oefentoets vocabulario
- Ga door met oefenopgaves op eindexamensite

Slide 15 - Tekstslide