Grammatica V2H - les 3 - NWG

Grammatica: ontleden zinsdelen
Vandaag:
Werkwoordelijk gezegde (WG ) of Naamwoordelijk gezegde (NG)
H2 en H3
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica: ontleden zinsdelen
Vandaag:
Werkwoordelijk gezegde (WG ) of Naamwoordelijk gezegde (NG)
H2 en H3

Slide 1 - Tekstslide

WG
- alle werkwoorden in de zin
- het woordje TE / AAN HET
- scheidbaar samengesteld werkwoord 
voorbeeld:
1. Het jongetje wil graag leren fietsen.
2. Hij staat daar te fluiten.
3. Zij is aan het zingen. 
4. Na de boodschappen tel ik altijd de bedragen van de bon op.

Slide 2 - Tekstslide

Kiezen tussen WG/ NG

Slide 3 - Tekstslide

WG of NG?
WG = DOET iets:
 - alle werkwoorden in de zin.
NG = IS iets (wordt iets, blijkt iets te zijn, blijft iets, schijnt iets te zijn...) Er is altijd een werkwoordelijk (PV) en naamwoordelijk deel:
-  WD = alle werkwoorden in die zin, waaronder pv
-  ND = het zinsdeel dat iets over het onderwerp zegt.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

WG of NG?
Tom Dumoulin is sportman van het jaar geworden.
A
WG
B
NG

Slide 6 - Quizvraag

WG of NG
De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.
A
WG
B
NG

Slide 7 - Quizvraag

WG of NG ?
Dumoulin werd verkozen boven Verstappen en Kramer.
A
WG
B
NG

Slide 8 - Quizvraag

WG of NG?
Sven Kramer is al jaren de beste schaatser ter wereld.
A
WG
B
NG

Slide 9 - Quizvraag

Maak opd. 4 uit je boek (blz 90-91) zoals op de toets van je wordt verwacht. De eerste doen we samen.
1. Eigenlijk is mijn wollen winterjas van vorig jaar veel te krap.
pv=
ow=
wg=
ng=
lv= (nooit bij NG)
mv=
bwb=
bwb=

Slide 10 - Tekstslide

Opd. 4 blz 89 (=weektaak)
Maak de opdracht in stilte. Als je het niet snapt ga je naar de volgende. 

2. De verhalen van schrijver Roald Dahl blijven verrassend leuk.
3. De zieke patiënt wordt door de verpleegster heel goed verzorgd.
4. Leek die buschauffeur niet erg nieuwsgierig?
5. Ongetwijfeld gaat deze maaltijd heel bijzonder worden voor de gasten.

pv=                                     lv=
ow=                                    mv=
wg=                                    bwb=
ng=                                     bwb=

timer
8:00

Slide 11 - Tekstslide

Maak opd. 4 uit je boek (blz 90-91) zoals op de toets van je wordt verwacht. 
2. De verhalen van schrijver Roald Dahl blijven verrassend leuk.
pv= blijven
ow= De verhalen van schrijver Roald Dahl
wg= 
ng= blijven (verrassend leuk)
lv=
mv=
bwb=
bwb=

Slide 12 - Tekstslide

Maak opd. 4 uit je boek (blz 90-91) zoals op de toets van je wordt verwacht. 
3. De zieke patiënt wordt door de verpleegster heel goed verzorgd.
pv= wordt 
ow= de zieke patiënt
wg= wordt verzorgd
ng= 
lv=
bwb= door de verpleegster
bwb= heel goed
bwb = 

Slide 13 - Tekstslide

Maak opd. 4 uit je boek (blz 90-91) zoals op de toets van je wordt verwacht. 
4. Leek die buschauffeur niet erg nieuwsgierig?
pv= leek
ow= die buschauffeur
wg=
ng= leek (niet erg nieuwsgierig)
lv=
mv=
bwb=
bwb=

Slide 14 - Tekstslide

Maak opd. 4 uit je boek (blz 90-91) zoals op de toets van je wordt verwacht. 
5. Ongetwijfeld gaat deze maaltijd heel bijzonder worden voor de gasten.
pv= gaat
ow= deze maaltijd
wg=
ng= gaat (heel bijzonder) worden
lv=
mv= voor de gasten
bwb= ongetwijfeld
bwb=

Slide 15 - Tekstslide

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.
Sven Kramer is al jaren de beste schaatser.

Slide 16 - Open vraag

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.
De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.

Slide 17 - Open vraag

H.3 Woordsoorten
Voor de toets moet je drie soorten werkwoorden kennen:
Zelfstandig werkwoord (ZWW) = belangrijkste ww in de zin. Het zegt iets over wat het ow DOET (dus alleen bij WG)
Koppelwerkwoorden (KWW) = dit ww koppelt een eigenschap aan het ow. Het ow is iets, wordt iets, schijnt iets te zijn, blijkt iets te zijn of blijft iets. (dus alleen bij NG)
Hulpwerkwoorden (HWW) = dit zijn de overige ww in de zin


Slide 18 - Tekstslide

Noteer de ww en zeg wat voor ww het is:
ZWW, KWW, HWW
2. Hoe vaak worden daders op heterdaad betrapt door de politie?
3. De verhalen van schrijver Roald Dahl blijven verrassend leuk.
4. Leek die buschauffeur niet erg nieuwsgierig?
5. Ongetwijfeld gaat deze maaltijd heel bijzonder worden voor de gasten.
timer
3:00

Slide 19 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde bestaat alleen uit alle werkwoorden.

Slide 20 - Open vraag

waar of niet waar?
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp

Slide 21 - Open vraag

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.

Slide 22 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
Mijn kleine broertje is absoluut de grappigste peuter op aarde!

Slide 23 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
De cijfers voor het proefwerk zullen wel meevallen.

Slide 24 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
Vier van de zes soorten mensapen worden met uitsterven bedreigd.

Slide 25 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
De verdachte man heeft gisteren een steen door de ruit gegooid.

Slide 26 - Open vraag

Ontleden in de juiste volgorde

Pv = persoonsvorm
Zd = zinsdelen
ow = onderwerp
WG /NG = werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 27 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 28 - Open vraag

Hoe verdeel ik de zin in zinsdelen?

Slide 29 - Open vraag

Neem de zin over en zet zinsdeelstrepen in de volgende zin.
Op de snelweg wordt onze auto met gemak door iedereen ingehaald.

Slide 30 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp?
Welke vraag stel je jezelf?

Slide 31 - Open vraag

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.

Slide 32 - Open vraag

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand is of wordt.

Slide 33 - Open vraag

Stappenplan NG
1. Stel vast of er een KWW in de zin staat
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt. 
3. Als het onderwerp iets is/ iets wordt, stel je de vraag:
    Wat +PV + OW + alle andere werkwoorden? Het antwoord is 
    het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde: PV + naamwoordelijk 
     deel + alle andere werkwoorden

Slide 34 - Tekstslide

Let op!
- Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat, zit er geen 
   lijdend voorwerp in de zin. Een lijdend voorwerp komt alleen 
   voor samen met een werkwoordelijk gezegde!
- Een lijdend voorwerp kan nooit met een voorzetsel beginnen.

Slide 35 - Tekstslide

Hoe vind ik het lijdend voorwerp in een zin met een werkwoordelijk gezegde?

Slide 36 - Open vraag

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp?
Welke vraag stel je?

Slide 37 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 38 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
- Geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover Waarvandaan? Wanneer?
- Ook alle rest zinsdelen noem je bijwoordelijke bepalingen.
   Zoals: niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, 
   misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk...

Slide 39 - Tekstslide


Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Mijn lieve buurvrouw is vroeger een uitstekende zangeres geweest.

Slide 40 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Waarom hebben jullie hem niet het goede nieuws verteld?

Slide 41 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB

Voor veel leerlingen heeft de busreis lang genoeg geduurd.

Slide 42 - Open vraag

Wat heb je geleerd? 
- Je kent nu alle zinsdelen.
- Je kunt nu alle zinsdelen vinden.
- Je kunt nu een zin ontleden volgens de vaste volgorde.

Slide 43 - Tekstslide

Een voorbeeldzin:

/De bekende regisseur van deze thriller /heeft /tot mijn grote verrassing/ al eerder /twee heel mooie films/ gemaakt./

De onderstreepte woorden zijn bijvoeglijke bepalingen bij de kernwoorden.

Slide 44 - Tekstslide

Let op!
Lidwoorden (De), voornaamwoorden (deze, mijn) en telwoorden (twee) zijn opzichzelfstaande geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 45 - Tekstslide