DELF A2 spreva 3h/v

1 / 26
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bonjour et bienvenue 
Aujourd'hui  nous sommes 
......
semaine 20
cours 2

Slide 2 - Tekstslide

toets inzien
TEA 3
schrijfopdracht

Départ
  1. Intro/Check-in
    - Petit quiz
  2. Presentations
  3. Regarder un film
  4. Check-out

FI staat erin








(10m)

(20m)

(05m)

(20m)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parler
Différences culturelles
COMPÉTENCES DU JOUR

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Présentations
  1. Présenter
    Tout le monde écoute
    + répete
    + compliment/conseil

  2. utilise des phrases utiles

timer
20:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AU TRAVAIL
-Taalplaza avec prof
où ton propre project en silence
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
1. Devoirs (restaurant)
2. Au resto
3. La boutique

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6

Slide 8 - Video

Ecoute le dialogue et réponds aux questions:
La cliente prend quelle formule ?
Elle prend quel plat ?
Elle prend quel dessert ?
Est-ce qu’elle prend une boisson ?
La tarte Tatin est un dessert. v/f
Le plat du jour, c’est la salade au chèvre chaud. v/f
La cliente prend la formule à cinq euros. . v/f
La cliente prend un steak frites saignant. . v/f
Kijk gesprek 1 en 2 na in je boek (zie word document)
Samen oefenen…… (online of in de les)

Elle prend la formule à 15 euros.
Elle prend le steak frites.
Elle prend la tarte Tatin.
Oui, elle prend une carafe d’eau.

00:12
La cliente prend quelle formule ?
A
la formule à €20 ,-
B
la formule à €10 ,-
C
la formule à €15 ,-
D
la formule à €50,-

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:20
Elle prend quel entrée ?
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:39
Elle prend quel plat ?
A
Steak et pâtes
B
Steak et frites
C
Saumon et pâtes
D
Poulet et frites

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:44
Quelle cuisson?
A
bien cuit (goed gebakken)
B
saignant (licht gebakken)
C
à point (gebakken)
D
bleu (bijna rauw)

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:52
La tarte Tatin est un ...
A
entrée
B
plat
C
dessert
D
apéritif

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:09
Qu'est-ce qu'elle prends comme boisson? Une carafe d'eau
timer
1:00

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Au restaurant
1. Quelle phrase était utile?

2. Exercez les dialogues en bînomes

3. Faites des phrases de base

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dans un boutique
QU’EST-CE QUE TU SAIS FAIRE?
  1. Groeten ;
  2. Zeggen wat je hebt gezien;
  3. Zeggen wat je leuk vindt;
  4. Vragen of er iets in jouw maat is;
  5. Naar de prijs vragen ;
  6. Zeggen dat iets duur of goedkoop is;
  7. Afrekenen ;
  8. Afscheid nemen .

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:10
Le client veut acheter quoi ?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:16
Wat betekent 'taille' in het Frans?
A
je schoenen
B
armband
C
passen
D
maat

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

00:41
Pourquoi il a besoin d'un pantalon. Quel est l'occassion?
A
voor een bruiloft
B
voor zijn werk
C
voor het uitgaan
D
hij heeft geen broeken meer

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:06
Waar is de broek van gemaakt?
A
vooral katoen
B
vooral wol
C
vooral linnen
D
vooral viscose

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

01:20
Combien coûte le pantalon?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:40
Welk zinnetje/woordje heb je geleerd?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dans un boutique
QU’EST-CE QUE TU SAIS FAIRE?
  1. Groeten ;
  2. Zeggen wat je hebt gezien;
  3. Zeggen wat je leuk vindt;
  4. Vragen of er iets in jouw maat is;
  5. Naar de prijs vragen ;
  6. Zeggen dat iets duur of goedkoop is;
  7. Afrekenen ;
  8. Afscheid nemen .

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dans un boutique
AU TRAVAIL:
- Un petit quiz

- Traduisez les exercices 1 + 2 en Français

- Essayez les conversation en bînome

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check-out: qu'est-ce que tu as appris?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies