la description

La description
  • l'apparence (= uiterlijk)
  • les couleurs (= de kleuren)
  • les vêtements (= de kledingstukken) 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

La description
  • l'apparence (= uiterlijk)
  • les couleurs (= de kleuren)
  • les vêtements (= de kledingstukken) 

Slide 1 - Tekstslide

Quizlet
1d
https://quizlet.com/join/jUWuz6RAw
timer
8:00

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Comment faire la description?
1. onderwerp + werkwoord:
  • il a = hij heeft
  • elle a = zij heeft
  • il est = hij is
  • elle est = zij is
  • il porte = hij draagt
  • elle porte = zij draagt


Slide 4 - Tekstslide

Comment faire la description?
2. uiterlijk kenmerk:
  • les cheveux (= het haar)        blonds/ bruns/marrons/noirs/roux
  • les cheveux (= het haar)        raides-lisses/ bouclés / frisés
  • les yeux (de ogen)                    bleus/ verts/ bruns/ gris/ 
  • la taille ( de lengte)                   petite / moyenne / grande
  • le poids (het gewicht)             gros / mince / maigre
  • des lunnettes (de bril) - une moustache (een snor) - une barbe (een baard) - une casquette ( een pet)


Slide 5 - Tekstslide

Comment faire la description?
3. les vêtements/ de kleding
  • un pantalon (broek)
  • un pull (trui)
  • une chemise (een blouse)
  • un t-shirt
  • un jupe (een rok)
  • une robe (een jurk)
  • un manteau (een jas)


Slide 6 - Tekstslide

Comment faire la description?
4. les couleurs




Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

LES CHEVEUX
court
bouclés
long
raide
mi-long
STEIL
KRULLEND
HALFLANG
KORT
LANG

Slide 9 - Sleepvraag

LES YEUX
elle a
bleus
bruns
verts
les lunettes
BLAUW
GROEN
DE BRIL
bruin
ZIJ HEEFT

Slide 10 - Sleepvraag

Elle a les cheveux bouclés
A
zij heeft blond haar
B
ze heeft steil haar
C
zij heeft gekruld haar
D
zij heeft bruin haar

Slide 11 - Quizvraag

Elle a les cheveux raides
A
zij heeft blond haar
B
ze heeft steil haar
C
zij heeft gekruld haar
D
zij heeft bruin haar

Slide 12 - Quizvraag

Il porte des lunettes
A
hij draagt een bril
B
hij heeft een snor
C
hij draagt een pet
D
hij heeft een baard

Slide 13 - Quizvraag

Il a une moustache
A
hij draagt een bril
B
hij heeft een snor
C
hij draagt een pet
D
hij heeft een baard

Slide 14 - Quizvraag

Il a les yeux verts
A
zij heeft groene ogen
B
hij heeft bruine ogen
C
hij heeft blauwe ogen
D
hij heeft groene ogen

Slide 15 - Quizvraag

Elle a les yeux marron
A
zij heeft grijze ogen
B
zij heeft bruine ogen
C
hij heeft blauwe ogen
D
hij heeft groene ogen

Slide 16 - Quizvraag

Beschrijf dit meisje in
twee zinnen

Slide 17 - Open vraag

Geef twee beschrijvingen
over deze man

Slide 18 - Open vraag

Stencil
Maak het stencil pagina 10

Slide 19 - Tekstslide