Extra les grammatica

Stappenplan zinsdelen
Stap 1: Noteer de PV (van tijd veranderen/vraagzin)
Stap 2: Noteer het OW (stel de vraag: wie/wat + PV?)
Stap 3: Noteer het WG (PV + alle andere werkwoorden uit de zin)
Stap 4: Noteer het LV (stel de vraag: wie/wat + WG + OW?)


                                
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Stappenplan zinsdelen
Stap 1: Noteer de PV (van tijd veranderen/vraagzin)
Stap 2: Noteer het OW (stel de vraag: wie/wat + PV?)
Stap 3: Noteer het WG (PV + alle andere werkwoorden uit de zin)
Stap 4: Noteer het LV (stel de vraag: wie/wat + WG + OW?)


                                

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen
Sommige robots kunnen oude mensen helpen oversteken.

  • pv = kunnen
  • OW = sommige robots
  • WG = kunnen helpen oversteken
  • LV = oude mensen

Slide 2 - Tekstslide

Ga jij morgen naar het nieuwe pretpark?

  • PV = Ga
  • OW = jij
  • WG = Ga 
  • LV = X

Slide 3 - Tekstslide

De jongen uit klas 4 loopt naar de tuin.

  • PV = loopt
  • OW = De jongen uit klas 4
  • WG = loopt
  • LV = X

Slide 4 - Tekstslide

Gisteren zag ik dat.

  • PV = zag
  • OW = ik
  • WG = zag
  • LV = dat

Slide 5 - Tekstslide

Joost mag deze bos bloemen overhandigen aan de koning.

  • PV = mag
  • OW = Joost
  • WG = mag overhandigen 
  • LV = deze bos bloemen

Slide 6 - Tekstslide

Verdeel in zinsdelen
  • Joost mag deze bos bloemen overhandigen aan de koning.
  • Joost / mag / deze bos bloemen / overhandigen / aan de koning.

  • De jongen uit klas 4 loopt naar de tuin.
  • De jongen uit klas 4 / loopt / naar de tuin.

Slide 7 - Tekstslide

Woordsoorten
WW = werkwoord (het doet iets, ik loop, jij loopt, wij lopen)
LW = lidwoord (de, het, een)
ZN = zelfstandig naamwoord (mens, dier, plant, ding of gevoel)
BN = bijvoeglijk naamwoord (zegt iets over een zn)
VZ = voorzetsel (.... de vakantie, .... de kast)

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen
De politie nam de slimme insluiper mee naar het bureau.

  • De = lw
  • politie = zn
  • nam = ww
  • slimme = bn
  • insluiper = zn
  • naar = vz

Slide 9 - Tekstslide

Pascal en Linda klapten enthousiast na de prachtige voorstelling.


  • Pascal = zn
  • Linda = zn
  • Klapten= ww
  • na = vz
  • prachtige = bn
  • voorstelling = zn

Slide 10 - Tekstslide

Tijdens de winter vliegen reigers niet naar het zuiden.


  • Tijdens = vz
  • winter = zn
  • vliegen = ww
  • reigers = zn
  • naar = vz
  • zuiden= zn

Slide 11 - Tekstslide