4A vrij 9 12 verb en sign woorden

Verbanden en
 signaalwoorden

boek: blz 42 

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verbanden en
 signaalwoorden

boek: blz 42 

Slide 1 - Tekstslide

Welk verband geeft het signaalwoord 'dus' aan
A
Argument
B
Volgorde van tijd
C
Conclusie
D
Opsomming

Slide 2 - Quizvraag


Bij welk verband passen de signaalwoorden: als, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
A
Doel en middel
B
Voorwaarde
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 3 - Quizvraag

Wat voor soort verband geeft het signaalwoord 'toen' aan?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijdsvolgorde

Slide 4 - Quizvraag

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
DOORDAT?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
reden
D
tegenstelling

Slide 5 - Quizvraag

Welk verband geeft het signaalwoord 'omdat' aan?
A
Reden
B
Conclusie
C
Tijd
D
Opsomming

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord + verband:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Welk verband geeft het signaalwoord 'want' aan
A
Argument
B
Opsomming
C
Mening
D
Volgorde van tijd

Slide 8 - Quizvraag

Welk verband hoort bij het signaalwoord:
OOK?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
reden
D
tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

'Maar' is een signaalwoord. Bij welk verband hoort dit signaalwoord?
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
reden
D
opsomming

Slide 10 - Quizvraag

De werkweek van een topatleet
  1. Lees de tekst (5 min) blz 48 en 49
  2. Markeer zoveel mogelijk signaalwoorden.                                     Kijk op blz 42 van je boek.
  3. Schrijf (in de kantlijn)bij de signaalwoorden welk                                        verband het aangeeft. 

timer
5:00

Slide 11 - Tekstslide