De Verlichting
1 / 15
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Wat dachten verlichte denkers?
A
Dat God de wereld had geschapen
B
Dat wetten nodig waren voor bestuur
C
Dat alles met het verstand kon worden verklaard
D
Dat God voor tegenslagen zorgde, dat hoorde er nou eenmaal bij
Slide 4 - Quizvraag
Welke stroming had GEEN invloed op de Verlichting?
A
Nationalisme
B
Wetenschappelijke revolutie
C
Renaissance
D
De Reformatie
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Waarom is het planetarium een goed voorbeeld van Verlichting?
A
Hij bewees er iemand mee ongelijk
B
Hij maakte gebruik van moderne technieken, zoals de klok
C
Hij ging uit van wetenschap ipv religie
D
Hij ontdekte hoe het zonnestelsel in elkaar zat
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Locke
Montesquieu
Rousseau
Trias politica
Wil democratie
Macht ligt bij het volk
Slide 9 - Sleepvraag
In een trias politica...
A
Controleren alle machthebbers elkaar, zodat er geen machtsmisbruik kan voorkomen
B
Werken alle machthebbers samen om misdadigers zo snel mogelijk te berechten
C
Bepalen de koning, de politie en de rechters welke wetten er zijn
D
Moet één wet langs drie organen voordat het wordt goedgekeurd (bijvoorbeeld: regering, Tweede Kamer, Eerste Kamer)
Slide 10 - Quizvraag
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
Wat is geen macht die hoort bij de Trias Politica?
A
Uitvoerende macht
B
Rechterlijke macht
C
Controlerende macht
D
Wetgevende macht
Slide 11 - Quizvraag
Wat was de reactie van de Franse koning op de Verlichting?
A
Alle verlichte denkers gingen onder de guillotine
B
De koning stond er voor open en er kwamen veranderingen
C
Er ontstond een publieke opinie
D
Er werd censuur ingesteld
Slide 12 - Quizvraag
Denk na over waar de Verlichting voor stond. Wat wilden de Verlichters mee afrekenen?
A
De ratio (het verstand)
B
Altijd luisteren naar de kerk
C
De mens is van nature goed
D
De macht van het volk
Slide 13 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van ideeën uit de Verlichting?
A
Rijk of arm, slim of dom: alle mensen zijn gelijkwaardig
B
Alle mensen hebben dezelfde rechten. De regering moet deze grondrechten beschermen
C
De leiders van een volk moeten luisteren naar wat het volk wil
D
De koning moet alle macht tijdens het regeren in handen hebben om het volk daarmee te helpen
