H8.3

Welkom
3 MAVO ||  2022-2023


Hoofdstuk 8
Over economische grenzen

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
3 MAVO ||  2022-2023


Hoofdstuk 8
Over economische grenzen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling 8.2
  • Lesdoelen
  • Theorie 8.3 deel I
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Bescherming
  • Protectiemaatregelen (of protectionisme of handelsbelemmeringen) zijn maatregelen die de EU neemt om de productie en werkgelegenheid van bedrijven in de EU te beschermen tegen concurrentie van buitenaf.

  • Het tegenovergestelde van protectionisme is vrijhandel.

Slide 3 - Tekstslide

Noem een protectiemaatregel en leg uit wat het inhoudt

Slide 4 - Open vraag

Protectiemaatregelen

Slide 5 - Tekstslide

Protectiemaatregelen
Importbeperkende maatregelen
Exportbevorderende maatregelen
Invoerverbod
Contigentering
Importheffingen
Exportsubsidie

Slide 6 - Sleepvraag

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde. Dit laat zien wat de gevolgen zijn als een land protectiemaatregelen neemt.
1
2
3
De export van staal door Europese staalbedrijven neemt af.
Amerika besluit invoerrechten te gaan heffen op Europees Staal.
Europese staalproducenten ontslaan werknemers.

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Video

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je uitleggen:
- welke afspraken er in de Europese Unie zijn gemaakt;
- hoe belangrijk de EU voor de Nederlandse handel is;
- hoe de wisselkoers invloed heeft op de import en export.

Slide 9 - Tekstslide

Europese Unie in 2020
Nu zijn er

Slide 10 - Tekstslide

EU
Nederland is lid van de Europese Unie (EU). Nederland is één van de lidstaten.
De Europese Unie (EU) heeft als belangrijkste doel dat alle landen binnen de EU samenwerken op economisch gebied.


Binnen de EU zijn de economische grenzen vervallen, waardoor de lidstaten samen een interne markt vormen. Dat is goed voor de onderlinge handel.






Slide 11 - Tekstslide

EU = Europese Unie:
  • gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 12 - Tekstslide

Europese Unie
Belangrijkste doel: samenwerken op economische gebied.

Gezamenlijke interne markt:
- Vrij verkeer van goederen en diensten
- Vrij verkeer van personen
- Vrij verkeer van kapitaal

Slide 13 - Tekstslide

Voordeel voor Nederland
Vrijhandel binnen de EU en de gunstige ligging van Nederland in Europa zorgen ervoor dat:

het grootste deel van onze export naar andere EU landen gaat
het grootste deel van onze import uit andere landen komt. 

Open grenzen = goed voor onderlinge handel

Slide 14 - Tekstslide

Maar....
EU-lidstaten mogen zelf ook nog veel regels bepalen.

Bijv. een eigen btw-tarief.

Dit lijdt tot oneerlijke concurrentie tussen EU-landen.

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zorg je er voor dat handel tussen landen makkelijker gaat?

Slide 16 - Open vraag

Programma
  • Theorie 8.3 deel II
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 17 - Tekstslide

Vrij verkeer van goederen en diensten
Vrij verkeer van personen
Vrij verkeer van kapitaal
Je gaat in België op vakantie
Je gaat in Duitsland werken
Je spaart je geld bij een bank in Spanje
Je importeert wijn uit Frankrijk

Slide 18 - Sleepvraag

Europese Unie
Buiten de Europese Unie
Groot Brittanië
Nederland
paspoort
geen wisselkoers
vrij verkeer van personen
eurozone
wisselkoers
euro

Slide 19 - Sleepvraag

De interne markt is
A
De binnenlandse markt in een land.
B
Dat er in de EU vrij gehandeld kan worden.
C
Een markt in een hal zoals de markthallen.

Slide 20 - Quizvraag

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 21 - Tekstslide

EMU = donker blauw
EU= kleur

Slide 22 - Tekstslide

De euro
Europese Monetaire Unie (EMU): Een groep landen binnen de EU met een gezamenlijke munt, de euro

Europese Centrale Bank (ECB): De centrale bank van landen met de euro (eurozone)

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer mag een land de euro invoeren?
Inflatie
Begrotingstekort
Staatsschuld
De inflatie mag maximaal 1,5% hoger zijn dan de gemiddelde inflatie in de drie eurolanden met de laagste inflatie.
Het tekort van de overheid mag niet groter zijn dan 3% van het bruto binnenlands product (bbp).
De totale staatsschuld van de overheid moet lager zijn dan 60% van het bbp.

Slide 24 - Tekstslide

Land A heeft een inflatie van 1,7% (gemiddeld van de laagste drie EU-landen = 0,3%), een begrotingstekort van 3,3% van het bbp en een staatsschuld van 35% van het bbp

Land A wil de euro invoeren. Kan dat?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

De Wisselkoers
De wisselkoers is de prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt. 
Een wisselkoers van bijvoorbeeld 1,33 dollar voor 1 euro betekent dat 1,33 Amerikaanse dollars evenveel waard zijn als één euro en dat één dollar een waarde heeft van 75 eurocent.

Slide 26 - Tekstslide

invloed van wisselkoeren
De wisselkoersen van vreemde valuta hebben invloed op de internationale handel. Vooral de dollarkoers is belangrijk. Veel goederen worden in Amerikaanse dollars afgerekend.


Slide 27 - Tekstslide

Voorbeeld
De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
  • De import uit Amerika wordt goedkoper.
  • De export naar Amerika wordt duurder.

Slide 28 - Tekstslide

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
=  De prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import
  • betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid

Voorbeeld:  $1 = € 0,88 --> $1 = € 0,92




Slide 29 - Tekstslide

Als de koers van de dollar ten opzichte van de euro daalt, is dat:
A
Gunstig voor de onze export, onze producten zijn voor de Amerikanen goedkoper geworden.
B
ongunstig voor onze export, want onze producten worden voor de Amerikanen duurder om te kopen.
C
niet van invloed op de Nederlandse export, want de Amerikanen betalen in dollars.

Slide 30 - Quizvraag

Juist of onjuist?
In alle landen van Europa kun je
met de euro betalen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Juist of onjuist?
De landen waar je met de euro kunt betalen, vormen samen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 33 - Quizvraag

Als de waarde van een euro gisteren
1 dollar was is en nu 1,30 dollar, dan is de wisselkoers van de euro:
A
gestegen
B
gedaald

Slide 34 - Quizvraag

Als de wisselkoers van de euro stijgt:
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
verandert onze concurrentiepositie niet

Slide 35 - Quizvraag

De wisselkoers van de euro stijgt ten opzichte van de dollar.
De import uit Amerika wordt goedkoper.
De export naar Amerika wordt duurder.
Wat voor gevolg heeft dit voor de werkgelegenheid in Nederland?

Slide 36 - Open vraag

Groei & Stabiliteitspact (EMU)
EMU = Economische & Monetaire Unie (Eurolanden)

Regels over begroting, aan de hand van percentages van het BBP

Jaarlijks tekort (EMU-saldo) kleiner dan 3% van BBP
Staatsschuld (EMU-schuld) kleiner dan 60% van BBP

Slide 37 - Tekstslide

Wat zijn de voordelen van de euro?
A
Prijzen makkelijk vergelijken
B
Geen wisselkosten meer betalen
C
Producten worden goedkoper
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 38 - Quizvraag

Waar staat de EMU voor?
A
Europese Moderne Unie
B
Europese Monetaire Unie
C
Europese Metaal Unie
D
Europa Voor Moeders Unie

Slide 39 - Quizvraag

Welke land is geen lid van de EMU
A
Nederland
B
Zwitserland
C
Ierland
D
Oostenrijk

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de EMU?
A
Alle landen binnen Europa
B
Alle landen binnen de Europese Unie
C
Alle landen die met de euro betalen

Slide 41 - Quizvraag

Alle EMU-landen zijn lid van de EU.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Het doel van de EMU
[invoeren van een gezamenlijke munt]
A
De handel tussen landen makkelijker maken
B
De handel tussen landen moeilijker maken
C
Om meer te kunnen importeren
D
Om staatsschuld te verlagen

Slide 43 - Quizvraag

Aan de slag
Maken paragraaf 8.3 opdracht 7 tot en met opdracht 12
Klaar? Nakijken + herhalingsopdrachten

Slide 44 - Tekstslide