Woordsoort wat 3V

Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 3
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van deze les weet je wat vragende, betrekkelijke, onbepaalde voornaamwoorden en onbepaald hoofdtelwoorden zijn en hoe je deze kan herkennen in het woordje 'wat'. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Herhaling woordsoorten
- vragend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord
- onbepaald hoofdtelwoord

Slide 3 - Tekstslide

Ik kan me NIETS meer herinneren.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 4 - Quizvraag

WIE van jullie heeft al geleerd voor de toetsweek?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 5 - Quizvraag

Het meisje DAT hem heeft geholpen, ken ik niet.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 6 - Quizvraag

SOMMIGE van jullie hebben al geleerd voor de toetsweek.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 7 - Quizvraag

Theorie

Slide 8 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.
De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke

Wat hebben jullie in de vakantie gedaan?
Wie woont er in dat huis op de hoek van de straat?
Ik weet niet meer welk boek ik heb uitgeleend.


Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is. De bekendste betr. vnw'en zijn die, dat, wie en wat.

Soms kun je wie en wat vervangen door degene die of datgene wat.

De man die daar loopt, draagt een hoed.
Heb jij iets wat ik kan gebruiken?
Laat mij eens zien wat (datgene dat) je onder je tafeltje verbergt. 

Slide 10 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord is alles, (n)iets, iedereen, alle(n), (n)iemand, men(igeen), het, (zo)iets, elk(e), ieder(e), menig(e), ene, (een) zekere, ander(e), vele(n), wat. Het is een woord dat verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is. Je kunt dit voornaamwoord ook zelfstandig gebruiken, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.

Heeft iedereen nog wat moois gekocht op vakantie?
Dit is alles wat men heeft meegenomen. 

Slide 11 - Tekstslide

Telwoorden
- Bepaald hoofdtelwoord: geeft een precies getal aan (acht, 2021)
- Onbepaald hoofdtelwoord: geeft een onduidelijk getal aan (veel, weinig)
                                 Ik heb te weinig geld om die broek te kopen.

- Bepaald rangtelwoord: geeft een precieze plaats in de rij aan (eerste, zevende)
- Onbepaald rangtelwoord: geeft een onduidelijke plaats in de rij aan (laatste, zoveelste)

Slide 12 - Tekstslide

Wat is 'wat'?
Vragend voornaamwoord: begin van een vragende zin
                        Ik kan niet bedenken wat de beste manier is om te leren.
Betrekkelijk voornaamwoord: verwijst terug of vervangen door 'datgene wat'
                      Alles wat ik voor je gedaan heb, deed ik met plezier. (betr. vnw)
                     Wat zij laatst heeft verteld, moet je niet geloven. (betr. vnw m.i.a.)
Onbepaald voornaamwoord: vervangbaar door 'iets'
                    Heb jij laatst nog wat leuks gezien op tv?
Onbepaald hoofdtelwoord: vervangbaar door 'een beetje'
                     Vraag Ellen even of ze wat melk voor ons heeft.


Slide 13 - Tekstslide

Begrijp je het?

Slide 14 - Tekstslide

Ik weet niet WAT de oplossing is.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 15 - Quizvraag

Moet jij mij WAT vertellen?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 16 - Quizvraag

Dat is het mooiste WAT ik ooit gezien heb.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 17 - Quizvraag

Kan je mij WAT bijschenken?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 18 - Quizvraag

Iets WAT je niet begrijpt, moet je navragen.
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 19 - Quizvraag

WAT heb je in het weekend gedaan?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 20 - Quizvraag

Heeft u nog WAT over voor de geldinzameling?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 21 - Quizvraag

Heb jij nog WAT kleingeld over?
A
vragend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
onbepaald voornaamwoord
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 22 - Quizvraag

Voor volgende week dinsdag
Startopdracht + opdrachten 1 t/m 3
NN online
Grammatica woordsoorten H3 (de woordsoort van wat)

Om 13:55 uur terug in de vergadering

Slide 23 - Tekstslide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
De woordsoort 'wat'
De woordsoort van wie, die en dat

Slide 25 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van deze les weet je wat aanwijzende, vragende, betrekkelijke, onbepaalde voornaamwoorden en onbepaald hoofdtelwoorden zijn en hoe je deze kan herkennen.

Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je nog?
Herhaling woordsoorten
- aanwijzend voornaamwoord
- onderschikkende voegwoord
- vragend voornaamwoord
- betrekkelijk voornaamwoord
- onbepaald voornaamwoord
- onbepaald hoofdtelwoord

Slide 27 - Tekstslide

Aanwijzend voornaamwoord
Het woord zegt het al; het aanwijzend voornaamwoord wijst (bijna) letterlijk iets of iemand aan.


Je kan 'die' en 'dat' altijd vervangen voor 'deze' of 'dit'.

Deze tafel, dit boek

Slide 28 - Tekstslide

Onderschikkend voegwoord
Een woord dat twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar verbindt.

Nevenschikkend voegwoord: verbindt twee woorden, woordgroepen of twee hoofdzinnen --> en, maar, want, of, dus

Onderschikkend voegwoord: verbindt een bijzin met een hoofdzin

Ik was chagrijnig, omdat ik niet naar de training mocht.
Het is niet handig dat jij het boodschappenlijstje vergeten bent.




Slide 29 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Het vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen die ergens naar 'vragen'.
De vragende voornaamwoorden zijn: wie, wiens, wat, wat voor (een), welk en welke

Wat hebben jullie in de vakantie gedaan?
Wie woont er in dat huis op de hoek van de straat?
Ik weet niet meer welk boek ik heb uitgeleend.


Slide 30 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord wijst terug naar een woord dat eerder genoemd is. De bekendste betr. vnw'en zijn die, dat, wie en wat.

Soms kun je wie en wat vervangen door degene die of datgene wat.

De man die daar loopt, draagt een hoed.
Heb jij iets wat ik kan gebruiken?
Laat mij eens zien wat (datgene dat) je onder je tafeltje verbergt. 

Slide 31 - Tekstslide

Onbepaald voornaamwoord
Een onbepaald voornaamwoord is alles, (n)iets, iedereen, alle(n), (n)iemand, men(igeen), het, (zo)iets, elk(e), ieder(e), menig(e), ene, (een) zekere, ander(e), vele(n), wat. Het is een woord dat verwijst naar een persoon of zaak die niet bepaald is. Je kunt dit voornaamwoord ook zelfstandig gebruiken, dus zonder dat er een zelfstandig naamwoord achter staat.

Heeft iedereen nog wat moois gekocht op vakantie?
Dit is alles wat men heeft meegenomen. 

Slide 32 - Tekstslide

Telwoorden
- Bepaald hoofdtelwoord: geeft een precies getal aan (acht, 2021)
- Onbepaald hoofdtelwoord: geeft een onduidelijk getal aan (veel, weinig)
                                 Ik heb te weinig geld om die broek te kopen.

- Bepaald rangtelwoord: geeft een precieze plaats in de rij aan (eerste, zevende)
- Onbepaald rangtelwoord: geeft een onduidelijke plaats in de rij aan (laatste, zoveelste)

Slide 33 - Tekstslide

Wat is 'wat'?
Vragend voornaamwoord: begin van een vragende zin
                        Ik kan niet bedenken wat de beste manier is om te leren.
Betrekkelijk voornaamwoord: verwijst terug of vervangen door 'datgene wat'
                      Alles wat ik voor je gedaan heb, deed ik met plezier. (betr. vnw)
                     Wat zij laatst heeft verteld, moet je niet geloven. (betr. vnw m.i.a.)
Onbepaald voornaamwoord: vervangbaar door 'iets'
                    Heb jij laatst nog wat leuks gezien op tv?
Onbepaald hoofdtelwoord: vervangbaar door 'een beetje'
                     Vraag Ellen even of ze wat melk voor ons heeft.


Slide 34 - Tekstslide

Nu jij!

Slide 35 - Tekstslide

WIE van jullie gaat er naar dat toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 36 - Quizvraag

Wie van jullie gaat er naar DAT toneelstuk, dat in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 37 - Quizvraag

Wie van jullie gaat er naar dat toneelstuk, DAT in de Stadsschouwburg speelt?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 38 - Quizvraag

DEZE diersoorten worden ernstig bedreigd, doordat er jacht op wordt gemaakt.
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 39 - Quizvraag

Deze diersoorten worden ernstig bedreigd, DOORDAT er jacht op wordt gemaakt.
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 40 - Quizvraag

Hoe heet DIE jongen ook alweer, die je in zo'n theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 41 - Quizvraag

Hoe heet die jongen ook alweer, DIE je in zo'n theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 42 - Quizvraag

Hoe heet die jongen ook alweer, die je in ZO'N theater in Parijs hebt ontmoet?
A
aanw vnw
B
betr vnw
C
vrgnd vnw
D
os vw

Slide 43 - Quizvraag

WAT was de beste oplossing voor dit probleem? Alles wat je maar kon bedenken.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 44 - Quizvraag

Wat was de beste oplossing voor dit probleem? Alles WAT je maar kon bedenken.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 45 - Quizvraag

Voor mijn verjaardag heb ik van ALLES wat gekregen wat ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 46 - Quizvraag

Voor mijn verjaardag heb ik van alles WAT gekregen wat ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 47 - Quizvraag

Voor mijn verjaardag heb ik van alles wat gekregen WAT ik graag wilde hebben.
A
vrgnd vnw
B
betr vnw
C
onbep vnw
D
onbep htw

Slide 48 - Quizvraag

Extra oefenen

Nieuw Nederlands online
Extra opdrachten

H2: grammatica zinsdelen, woordsoorten, formuleren
H3: lezen, woordenschat, grammatica woordsoorten, formuleren, spelling

Slide 49 - Tekstslide